Alle toegelaten gewasbeschermingsmiddelen mogen worden verkocht en gebruikt op gewassen, en komen dus op één of andere manier in onze voeding of het leefmilieu terecht. Dit wordt opgevolgd door controle van de reststoffen (‘residuen’) in voedsel en door het monitoren van water. Deze controle en monitoring gebeurd door het door de gewesten (voor water) en het voedselagentschap (voor voedsel).
Soms worden ook onafhankelijke monitoringstudies gepubliceerd waarbij aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen in het leefmilieu, het menselijk lichaam of de voeding wordt aangetoond.
Het is belangrijk te weten dat er verder geen (federale) normen bestaan voor aanwezigheid in het menselijke lichaam, in wilde dieren of het leefmilieu in het algemeen. Er kan dus niet worden opgetreden tegen de aanwezigheid op zich, tenzij op een of andere manier wordt aangetoond dat die aanwezigheid zorgt voor negatieve effecten.
Residuen in voedsel
Op Europees vlak en met onze medewerking wordt er voor elke werkzame stof en elk levensmiddel vastgelegd hoeveel residuen er mogen achterblijven door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Er wordt daartoe een maximale residulimiet (MRL) vastgesteld. Deze MRL controleren we uitgebreid, in samenwerking met de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en met het federale Voedselagentschap.
De MRL geeft weer wat er maximaal kan worden teruggevonden na toepassing volgens de gebruiksaanwijzingen. De MRL’s dienen dus voornamelijk om na te gaan of de landbouwers de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen respecteren en bijvoorbeeld geen verboden middelen gebruiken, niet te veel spuiten en niet de verkeerde gewassen behandelen. De MRL is steeds voldoende laag opdat het voedsel veilig zou zijn voor consumptie en dit ook op lange termijn.
De uitgebreide en systematische bemonsteringen en analyses door het Federale Voedselagentschap tonen aan dat het meeste (ongeveer 95%) voedsel voldoet aan de MRL’s. Dit betekent dat de meeste landbouwers nauwgezet de gedetailleerde gebruiksaanwijzingen respecteren en zich houden aan de maximale dosis, het maximaal aantal toegelaten toepassingen, de wachttijd voor de oogst of eventuele andere beperkingen. Bovendien gaan de veilingen met eigen analyses na of dit het geval is alvorens de geoogste plantaardige producten te verhandelen.
EFSA verzamelt jaarlijks de nationale resultaten in overzichtsrapporten en maakt daarbij ook een analyse van de mogelijke impact op de volksgezondheid. Tot nu toe werd deze impact steeds als laag ingeschat.
Residuen in water
De gewesten analyseren oppervlakte- en grondwater op het gehalte aan gewasbeschermingsmiddelen. De gewesten zijn bevoegd voor het monitoren van water, zowel voor oppervlaktewater, om de kwaliteit voor het leefmilieu op te volgen als voor water dat wordt aangewend voor de productie van drinkwater, met het oog op de kwaliteit voor de consument. Wij werken samen met de producenten en de gewesten om de verontreiniging van het oppervlaktewater te verminderen.
De analyseresultaten worden vergeleken met de normen om te bepalen of beperkende maatregelen nodig zijn. Voor oppervlaktewater bestaan er federale toelatingsnormen per werkzame stof. Bij regelmatige overschrijding zal worden opgetreden door aanpassing of intrekking van de toelating.
Daarnaast bestaan er ook gewestelijke normen voor oppervlaktewater. Wij streven samen met de gewesten naar enerzijds harmonisatie van deze normen en anderzijds naar het respecteren ervan, ook al is er geen wettelijke basis voor federale maatregelen.
In België dient voornamelijk grondwater als drinkwater, maar er wordt ook oppervlaktewater gebruikt. Voor drinkwater zijn vaste normen van toepassing, namelijk 0,1 µg/l voor elke werkzame stof en 0,5 µg/l voor de totale som. Voor mineraalwater daarentegen is er aparte wetgeving in voege die stelt dat het water volledig vrij moet zijn van alle verontreinigingen.