Residuen van gewasbeschermingsmiddelen in voeding: Europees jaarrapport 2018

02/04/2020

De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (European Food Safety Authority - EFSA) stelt ieder jaar een verslag op over de residuen van gewasbeschermingsmiddelen in levensmiddelen. Het verslag waarin de resultaten voor het jaar 2018 worden geanalyseerd, werd op 2 april 2020 gepubliceerd.

Er zijn wettelijk vastgelegde normen voor residuen in de voeding, nl. maximale residulimieten (MRL - Maximum Residue Level). Voor een goed begrip dient vooreerst verduidelijkt te worden dat MRL’s in eerste instantie geen veiligheidsnormen zijn, maar grenswaarden waar residugehalten zeker onder blijven als de gewasbeschermingsmiddelen op de wettelijk toegelaten manier worden gebruikt. Een overschrijding van de MRL’s betekent dus niet noodzakelijk dat er een probleem is voor de consument, maar dat de landbouwer bijvoorbeeld een te hoge dosis heeft gebruikt of te laat in het seizoen heeft gespoten.

Het verslag is gebaseerd op de monitoringresultaten van 30 landen van de Europese Economische Ruimte (EER), m.n. de toenmalige 28 EU-lidstaten, Noorwegen en IJsland. In 2018 werden door die landen samen in totaal 91.015 monsters van levensmiddelen geanalyseerd op de aanwezigheid van residuen, wat meer is dan in 2017 (+3%) en in 2016 (+7%). Van alle monsters waren er 1609 van levensmiddelen afkomstig uit België. Ongeveer één derde van de monsters was van levensmiddelen afkomstig uit zgn. ‘derde’ landen (buiten de EER).

In totaal werd gezocht naar residuen van 821 verschillende werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen; gemiddeld 239 per monster. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de controle in België uitzonderlijk goed is: in 2018 werden in België gemiddeld 411 stoffen per monster opgespoord (en enkel Oostenrijk doet daarin iets beter) en in totaal werd gezocht naar 599 stoffen (België staat hiermee op de zesde plaats, na Frankrijk, Luxemburg, Malta, Duitsland en Spanje).

EFSA maakt in het verslag onderscheid tussen de monsters genomen in de context van het op EU niveau gecoördineerde controleprogramma (EUCP) en deze genomen in de context van de nationale controleprogramma’s (NCP’s). In België worden beide programma’s gerealiseerd door het FAVV. In totaal werden 2.731 monsters geanalyseerd in België in 2018.

  • Het EUCP legt de lidstaten op een aantal monsters te nemen van vooraf vastgestelde levensmiddelen en die te analyseren op de aanwezigheid van vooraf geselecteerde stoffen; in 2018 werd gezocht naar 177 stoffen in 12 levensmiddelen (aubergines, bananen, broccoli, gekweekte paddenstoelen, pompelmoezen, meloenen, paprika’s, tafeldruiven, tarwe, olijfolie, kippeneieren en rundvet). In het kader van het EUCP heeft België 147 monsters genomen.
  • Er werden veel meer monsters (en van veel meer levensmiddelen) genomen in het kader van de NCP’s; voor België gaat het om 2.250 monsters. Doordat de NCP’s in de verschillende lidstaten variërende prioriteiten en objectieven hebben, is een correcte vergelijking van de resultaten evenwel moeilijk. Het NCP van België is bijvoorbeeld een gerichte controle gebaseerd op risico, d.w.z. dat er rekening wordt gehouden met de toxiciteit van de gewasbeschermingsmiddelen, met de consumptiegegevens en met de voedingsproducten waarvoor er –op basis van (non-conforme) residuresultaten in het verleden – een grotere kans op MRL-overschrijdingen wordt vermoed. Er is ook bijzondere aandacht voor levensmiddelen ingevoerd van buiten de EU. De oorsprong van de in België genomen monsters is als volgt: 41% binnenlandse producten, 23% van andere EU-landen, 31% van derde landen en de rest onbekend.

Resultaten

Ruim de helft van de monsters (52,2%) bevatte geen meetbare residuen. Waar wel meetbare residugehaltes werden aangetoond, bevonden deze zich bijna altijd onder de wettelijke norm (MRL - Maximum Residue Level). In 4,6% van de geanalyseerde monsters zaten meer restanten dan wettelijk is toegelaten; dit is een lichte stijging t.o.v. het jaar 2017 (4,1%).

In voedingsmiddelen van Belgische oorsprong werd in 5,2% van de monsters een overschrijding van de MRL vastgesteld, wat iets hoger is dan het EER-gemiddelde (3,1%). Opmerkelijker is dat in 61,7% van de Belgische monsters residuen werden teruggevonden aan gehaltes lager dan of gelijk aan de MRL, terwijl dit voor het geheel van de monsters afkomstig uit EER-landen gemiddeld 42,3% was. Ongetwijfeld speelt de grote analytische scope in België (zie hoger) hierin een rol: hoe meer stoffen je zoekt, hoe groter de kans dat je er ook meer vindt; de meeste Belgische monsters werden immers in België geanalyseerd.

Net zoals voorgaande jaren werden er in levensmiddelen afkomstig uit landen buiten de EER vaker MRL-overschrijdingen vastgesteld (8,3%) in vergelijking met levensmiddelen afkomstig van binnen de EU/EER (3,1%).

In de volgende levensmiddelen was de frequentie van MRL-overschrijdingen relatief hoog (>25% monsters) in vergelijking met andere levensmiddelen: varkenslever, waterkers, korianderbladeren, druivenbladeren, chilipepers, fruit en noten, basilicum, mierikswortels en passievruchten. Niet toevallig maakten verschillende van deze voedingsmiddelen het onderwerp uit van de verscherpte controles op invoer (vanuit landen buiten de EU), zoals hierboven al aangehaald.

Bij de stoffen waarvoor het vaakst de MRL werd overschreden, staat chloraat met duidelijke voorsprong op plaats één (10,3%); deze frequentie is aanzienlijk hoger dan in 2017 (6,4%). Het gaat hierbij echter om een stof die niet afkomstig is van een gebruik als gewasbeschermingsmiddel, maar een nevenproduct is van ontsmettingsmiddelen of reinigingswater waarvan het gebruik noodzakelijk is in de voedingsindustrie en zo tot residuen in voeding kan leiden. Omwille van deze specifieke, complexe situatie waren de MRL’s voor deze stof nog niet op een gepast niveau vastgesteld. Eind februari werd er een overeenkomst bereikt over meer realistische MRL’s, die tegelijk veilig zijn voor de consument en ook rekening houden met de mogelijke contaminatie. Van de andere werkzame stoffen werden de hoogste percentages (in de range 0.5-1.0%) MRL-overschrijdingen vastgesteld voor:

  • Chloordecon: een persistente organische verontreinigende stof die ruim 15 geleden verboden werd in de EU; werd vooral teruggevonden in producten van buitenlandse oorsprong (of in dierlijke producten van onbekende oorsprong)
  • Nicotine: niet goedgekeurd als gewasbeschermingsmiddel in de EU; werd voornamelijk teruggevonden in goji-bessen uit China, gekweekte paddenstoelen en boerenkool. Een mogelijke oorzaak is contaminatie bij het plukken.
  • Fosetyl (en daarvan afgeleide fosfonaten): een mogelijke verklaring zou het oneigenlijke gebruik van fosfonaten in sommige meststoffen kunnen zijn; zie hiervoor ook onze mededeling in dit verband;
  • Chloorpyrifos: in de loop van 2016 werden de MRL’s voor deze stof in vele levensmiddelen verlaagd en blijkbaar hebben sommige telers (zowel binnen de EU als daarbuiten) zich daar onvoldoende aan aangepast. Naar aanleiding van het recente verbod van chloorpyrifos in de EU (zie verder) werd overigens in februari  beslist om  de EU MRL’s verder te verlagen (tot het minimumniveau).

Ook naar de sterk gemediatiseerde stof glyfosaat werd gezocht, in 9.573 monsters. In 98% van deze monsters waren geen meetbare residuen aanwezig. Als de stof wel werd teruggevonden, was dat vooral in monsters van linzen, droge bonen, rijst, thee, granen en sojabonen. Dit is niet zo verrassend, aangezien het gebruik van glyfosaat in de meeste van deze teelten (met uitzondering van thee) vrij vlak vóór de oogst (om deze te vergemakkelijken) wellicht nog is toegelaten in andere landen; in België werden de toelatingen voor dergelijke vóór-oogsttoepassingen ingetrokken. In slechts 12 monsters (0.1%) werd een overschrijding van de MRL vastgesteld.

Van levensmiddelen die als biologisch op de markt werden gebracht, werden 5.735 monsters onderzocht. Voor deze producten zijn dezelfde MRL’s van toepassing als voor voedingsmiddelen uit de conventionele teelt/productie. Wel tonen de monitoringresultaten aan dat er gemiddeld minder vaak residuen worden teruggevonden in de biologische producten (in 14% van de monsters vs 46%) en ook worden de MRL’s minder vaak overschreden (in 1,4% van de monsters vs 4,8%). Het grootste verschil is merkbaar tussen biologisch en conventioneel geteeld fruit. In België wordt de naleving van de voorwaarden voor biologische productie gecontroleerd door de regionale overheden (Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest). In monsters van biologisch geteelde levensmiddelen werden residuen van volgende stoffen het vaakst teruggevonden (in meer dan 20 monsters): koper, dithiocarbamaten, bromide, chloraten, spinosad, fosetyl-Al (en/of afgeleide fosfonaten), chloorpyrifos en hexachloorbenzeen. Behalve fosetyl-Al (en fosfonaten) en chloorpyrifos zijn dit stoffen die zijn toegelaten als gewasbeschermingsmiddel in de biologische teelt, die een natuurlijke oorsprong kunnen hebben en/of die aanwezig zijn als gevolg van contaminatie.

In totaal werden 1.658 monsters van ‘babyvoeding’ (d.w.z. voeding voor zuigelingen en peuters) onderzocht. Op basis van het voorzorgsbeginsel zijn de normen voor dit type voeding extra streng; een heel lage MRL van 0,01 mg/kg of zelfs lager is van toepassing. In 90,3% van de monsters werden geen meetbare residuen teruggevonden. In slechts 22 monsters (1,3%) werd de MRL overschreden.

Risico voor de consument

Om de blootstelling van de consument op korte termijn in te schatten, heeft EFSA alle combinaties werkzame stof/levensmiddel beschouwd voor de 12 levensmiddelen die moesten worden bemonsterd in het kader van het EUCP. Van de 22.752 monsters werd voor 347 monsters (1,5%) geoordeeld dat een overschrijding van de acute referentiedosis (ARfD) niet kan worden uitgesloten bij sommige consumenten. De ARfD is een toxicologische referentiewaarde die aangeeft hoeveel werkzame stof we éénmalig mogen opnemen met het voedsel zonder dat dit een negatief effect heeft op het lichaam. De stoffen die het vaakst aanleiding gaven tot een overschrijding van de ARfD waren chloorpyrifos (126 monsters) en thiabendazool (91 monsters). Van de 12 onderzochte levensmiddelen was dit meestal in pompelmoezen, waarbij de residuen zich hoofdzakelijk op de (niet-eetbare) schil bevinden en het mogelijke risico voor de consument bijgevolg kan worden gerelativeerd.  In het kader van een recente herevaluatie op EU-vlak zijn er overigens bezorgdheden gerezen over de toxiciteit van chloorpyrifos. Daarom werd begin dit jaar besloten om de goedkeuring van chloorpyrifos in de EU niet te verlengen en werd beslist om alle EU MRL’s voor deze stof te verlagen tot het minimumniveau. Indien een residugehalte in een levensmiddel een mogelijk risico voor de consument impliceert, worden alle noodzakelijke maatregelen getroffen om de consumptie van deze levensmiddelen te vermijden (niet op de markt brengen of uit de handel nemen via een terugroepingsactie) en wordt dit ook genotificeerd via een EU-meldingssysteem (RASFF). In België ging het in 2018 over 24 levensmiddelen.

EFSA besluit verder dat blootstelling aan de gemeten residugehaltes van de stoffen onderzocht in het kader van het EUCP van 2018 ook op lange termijn niet tot bezorgdheid voor de consument leidt.

Deel deze pagina