Laatste update: 24/06/2024
In België beantwoordt het Antigifcentrum (tel. 070 245 245) dag en nacht oproepen in verband met vergiftiging. Op vraag van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu volgt het Antigifcentrum de telefonische oproepen op die verband houden met blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. Deze opvolging wordt toxicovigilantie genoemd en kadert in het Federaal Reductieplan voor Gewasbeschermingsmiddelen.
Het gedetailleerde rapport over de oproepen ontvangen in de periode 2019-2022 is beschikbaar via de link onderaan deze pagina. Hierna volgt een samenvatting van de voornaamste resultaten.
Overzicht van de ontvangen oproepen
Uit dit rapport blijkt dat het Antigifcentrum gemiddeld 234 oproepen per jaar ontvangt die gelinkt kunnen worden aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voor de periode 2019-2022 was 78 % van de oproepen gelinkt aan een niet-professioneel (particulier) gebruik en 17 % aan een professioneel gebruik. Voor 4 % van de oproepen was er onvoldoende informatie beschikbaar om de oproep te kunnen toeschrijven aan hetzij een professioneel hetzij een niet-professioneel gebruik.
Deze cijfers zijn enigszins verrassend, omdat het marktaandeel van de niet-professionele gewasbeschermingsmiddelen in België beperkt is. Momenteel zijn er in België slechts een 200-tal gewasbeschermingsmiddelen toegelaten voor niet-professioneel gebruik, tegenover ongeveer 1600 producten voor professioneel gebruik. Slechts 3 à 4 % van de verkochte volumes werkzame stoffen zijn niet-professionele middelen (gewasbeschermingsmiddelen die vrij op de markt zijn voor gebruik door particulieren), de overige 96 à 97 % zijn producten die enkel voor professioneel gebruik zijn toegelaten.Bovendien werden er in het verleden in België reeds diverse beperkingen ingevoerd die ervoor gezorgd hebben dat de meest risicovolle producten momenteel niet meer toegelaten zijn voor niet-professioneel gebruik. Zo werd er onder andere beslist om voor niet-professionele gebruikers enkel nog gewasbeschermingsmiddelen toe te laten waarvoor het gebruik van handschoenen, en uitzonderlijk een stofmasker (type FFP3), voldoende bescherming biedt. Wanneer uit de risico-evaluatie blijkt dat er ook oog- of gezichtsbescherming of beschermingskledij nodig is, dan wordt de toelating voor niet-professioneel gebruik geweigerd. Ook zijn er specifieke vereisten voor de verpakking opgelegd om het risico op verkeerd gebruik en blootstelling te minimaliseren. Sinds eind 2018 geldt er een verbod op de verkoop van bepaalde synthetische herbiciden voor niet-professioneel gebruik, waaronder producten op basis van glyfosaat.
Producten die enkel voor professioneel gebruik zijn toegelaten vereisen vaak striktere veiligheidsmaatregelen, zoals het dragen van specifieke beschermingskledij, gezichtsbescherming of ademhalingsbescherming. Ook gelden er strengere regels voor de opslag van deze producten (in een afgesloten fytolokaal). In België moeten alle professionele gebruikers beschikken over een fytolicentie, een certificaat dat garandeert dat zij in staat zijn om op een correcte manier met gewasbeschermingsmiddelen om te gaan. De fytolicentie-opleidingen (basisopleiding en bijscholing op regelmatige basis) zetten sterk in op bewustmaking van de risico’s en het aanleren van de juiste veiligheidsmaatregelen.
Oproepen gelinkt aan een niet-professioneel (particulier) gebruik
De oproepen die gelinkt zijn aan een niet-professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (gemiddeld 183 oproepen per jaar) hebben meestal betrekking op een blootstelling van de gebruiker zelf. Daarnaast wordt ook vaak blootstelling van “derden” gemeld. Dit zijn personen die zelf niet met het gewasbeschermingsmiddel hebben gewerkt, bijvoorbeeld kinderen of buren.
Oproepen gelinkt aan een professioneel gebruik
Het Antigifcentrum ontvangt gemiddeld 40 oproepen per jaar die gelinkt kunnen worden aan een professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. In iets meer dan de helft van de gevallen wordt de professionele gebruiker zelf blootgesteld. Naast land- en tuinbouwers gaat het ook vaak om tuinaannemers. In een derde van de gevallen gaat het om blootstelling van “derden”, zoals voorbijgangers of buurtbewoners. Daarnaast wordt af en toe ook blootstelling van professionele medewerkers gemeld, zoals plukkers of personeel betrokken bij de verkoop of transport van de middelen.
Oproepen over blootstelling van derden
Binnen het totale aantal oproepen over blootstelling van derden kan twee derde van de oproepen gelinkt worden aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren, waarbij vooral kinderen het slachtoffer zijn (89 %). Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer zij hun ouders willen helpen of door het spelen met rondslingerende verpakkingen of met granulaten. Kinderen tussen 1 en 4 jaar vormen hier de grootste risicogroep.
Contacten gelinkt aan professionele gebruikers hebben een kleiner aandeel in de blootstellingen van derden. In dit geval worden relatief meer volwassenen getroffen (73 %), bijvoorbeeld wandelaars of fietsers die een veld passeren tijdens een bespuiting of omwonenden die naast een behandeld perceel wonen.
Voornaamste bevindingen
De ernst van de symptomen varieert van zeer mild tot zeer ernstig op het moment van de oproep. In de meeste gevallen zijn de symptomen na enkele dagen al milder of volledig verdwenen.
De blootstelling kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van technische problemen, zoals contact met de spuitvloeistof door lekken of problemen met de aanvoerleiding van het spuittoestel. Andere oorzaken zijn contacten met spuitnevels, bijvoorbeeld door een windvlaag, en ongelukken bij de manipulatie van de verpakking, bijvoorbeeld wanneer men de verpakking laat vallen, bij overgieten of bij het maken van de verdunning.
Het valt op dat, in het bijzonder bij de niet-professionele gebruikers, een aanzienlijk deel van de blootstellingen gelinkt kan worden aan niet-toegelaten gebruiken, met name het gebruik van producten die enkel toegelaten zijn voor professioneel gebruik, het gebruik van producten afkomstig uit het buitenland die in België niet zijn toegelaten, en het opgebruiken van producten die niet meer zijn toegelaten, zoals producten op basis van glyfosaat, waarvan het gebruik in België sinds eind 2018 verboden is voor niet-professionele gebruikers.
Ook het gebruik van bleekwater (eventueel gemengd met andere producten) om onkruid of mos te bestrijden blijkt een terugkerend fenomeen. Dit is niet alleen een illegale praktijk, maar ook gevaarlijk voor het leefmilieu en de gezondheid van de gebruiker.
Via onderstaande links vind je meer informatie over de voornaamste blootstellingswegen, oorzaken van blootstelling, ernst van de symptomen, werkzame stoffen en niet-toegelaten gebruiken:
- Voor blootstellingen gelinkt aan niet-professioneel gebruik
- Voor blootstellingen gelinkt aan professioneel gebruik
Conclusie
Uit de resultaten van de toxicovigilantiestudie blijkt in de eerste plaats het belang van het respecteren van de veiligheidsvoorschriften bij toepassing van een gewasbeschermingsmiddel.
Oproepen aan het Antigifcentrum zijn vaak het gevolg van een onveilig of niet-toegelaten gebruik. Heel wat oproepen hadden waarschijnlijk vermeden kunnen worden wanneer de gebruiker enkel toegelaten producten had gebruikt en alle veiligheidsvoorschriften had gevolgd.
Lees ook onze tips om blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen te vermijden
Beschikbare documenten
- Toxicovigilantierapport 2019-2022 (+ bijlage 5.1)
- Archief fytovigilantierapporten 2006, 2011, 2014