Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, of die nu natuurlijk of kunstmatig zijn, brengt steeds bepaalde ontregelingen met zich mee, ook al zijn die miniem, in de organismen die eraan worden blootgesteld. Voor de doelorganismen dient de impact maximaal te zijn, terwijl voor andere organismen de impact minimaal dient te zijn, of veeleer, aanvaardbaar. Het risiconiveau dat als aanvaardbaar wordt beschouwd, hangt in aanzienlijke mate af van de beschikbare wetenschappelijke kennis en van de sociaaleconomische context waarin het pesticide wordt gebruikt. In sommige situaties, zoals de onkruidbestrijding op openbare plaatsen, wordt enkel het nulrisico beschouwd als zijnde aanvaardbaar, en zal geen enkel herbicide worden toegelaten. In andere situaties, zoals de bescherming van aardappelen tegen meeldauw, zal de toepassing van verschillende fungiciden worden toegestaan.
In het kader van het programma 2005-2012 van het federaal reductieplan voor pesticiden, werd de PRIBEL-risico-indicator berekend voor de jaren 1991 en 1996. De verkregen indexen maakten het mogelijk om aan te tonen dat tussen deze twee jaren en het jaar 2001, de landbouw reeds op aanzienlijke wijze de risico's had teruggedrongen met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Beschikbaar document:
- Studieverslag: Vergucht, 2008 (PRIBEL 91 and 96)