In België wordt Aclonifen in oppervlaktewater aangetroffen in concentraties die de milieukwaliteitsnormen (MKN of EQS) overschrijden. Daarom hebben 3 vergunninghouders (Bayer CropScience SA-NV, FMC Chemical s.r.l/b.v. en Globachem N.V.) zich ertoe verbonden de beschikbare monitoringgegevens (2011-2021) te analyseren en eventuele duidelijke correlaties met het gebruik van producten op basis van aclonifen te identificeren. Alsook om maatregelen voor te stellen om het aantal en de mate van deze overschrijdingen terug te dringen.
Drempelwaarden
Aclonifen wordt beschouwd als een prioritaire stof onder de Kaderrichtlijn Water, waarvoor Europese waterkwaliteitsnormen beschikbaar zijn in bijlage I van Richtlijn 2013/39.
- De drempel voor acute blootstelling in binnenwateren werd vastgesteld op 0,12 μg/L (MAC-EQS)
- De drempel voor chronische blootstelling in binnenwateren werd vastgesteld op 0,12 μg/L (AA-EQS)
Opgemerkt moet worden dat deze EQS-waarden lager zijn dan de Regulatory Acceptable Concentration (RAC) waarde van 0,5 µg/L voor het aquatisch compartiment, die wordt toegepast in productautorisatiedossiers.
Gebruik
De momenteel goedgekeurde producten die aclonifen bevatten, zijn uitsluitend bedoeld voor professioneel gebruik. Het gebruik van aclonifen is in België toegestaan in aardappelen en sommige groenten (erwten, wortel en pastinaak), met toepassingen in het voorjaar. In 2018 is de lijst met toegestane toepassingen uitgebreid met extra groenten (veldbonen, knolselderij, selderij, artisjok, venkel, ui, sjalot, knoflook) en kruiden (peterselie, dille, koriander en karwij) met toepassing in het voorjaar en/of zomerseizoen. Vanaf 2021 is het gebruik in wintergranen toegestaan, waarbij de toepassing in de herfst/winter plaatsvindt. Alle toepassingen betreffen spuittoepassingen tijdens de voor- of vroege na-opkomst van de gewassen.
Eigenschappen van aclonifen
Vanwege de intrinsieke eigenschappen van aclonifen is het tamelijk immobiel en matig tot zeer persistent in de bodem. De oplosbaarheid van aclonifen in water is laag. Het is stabiel tegen hydrolyse in water en sediment, hoewel het tot op zekere hoogte kan worden afgebroken door fotolyse in het aquatisch milieu. De dampspanning van aclonifen is laag.
Gezien deze eigenschappen zal aclonifen waarschijnlijk niet gemakkelijk uit de bodem wegvloeien, maar het zal wel zeer gevoelig zijn voor erosie. Door de snelle dissipatie in en de daaropvolgende sterke adsorptie aan het sediment kan aclonifen bij sterke stroming of hevige regenval worden getransporteerd en in het water vrijkomen. De bijdrage van het langeafstandstransport door de lucht aan de oppervlaktewaterconcentraties wordt als insignificant beschouwd.
Identificatie van potentiële emissieroutes naar oppervlaktewater
Omdat aclonifen sterk aan de bodem adsorbeert, is het zeer onwaarschijnlijk dat het via drainage in het oppervlaktewater terechtkomt. Om dezelfde reden zal het ook relatief gevoeliger zijn voor erosie dan voor afvloeiing, hoewel beide processen ook sterk afhankelijk zijn van de weersomstandigheden en kenmerken van het landschap.
Gezien aclonifen wordt toegepast door middel van bespuiting, kan oppervlaktewaterverontreiniging via sproeidrift een mogelijke emissieroute zijn. Deze emissies worden tegengegaan door de volgende maatregelen die reeds op de etiketten van de toegelaten producten staan:
- voor alle toepassingen dient een bufferzone van 10 tot 20 m ten opzichte van het oppervlaktewater te worden aangehouden, en voor sommige vergunningen wordt de bufferzone gecombineerd met een verplicht minimumpercentage driftreducerende techniek van 50% tot 75%
- voor alle producten is het gebruik verboden op erosiegevoelige percelen, tenzij anti-erosiemaatregelen worden genomen (Spe2)
Tenslotte kunnen puntbronnen een belangrijke bron van oppervlaktewaterverontreiniging zijn en lokaal tot aanzienlijke overschrijdingen leiden. Deze zijn meestal het gevolg van slechte landbouwpraktijken, zoals het morsen of legen van tankmengsels of het spoelen van water in aangrenzende waterlopen, of ongereinigde spuitapparatuur die niet afgeschermd wordt tegen regen. Ook een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan een bron zijn van oppervlaktewaterverontreiniging met pesticiden. Omdat aclonifen echter niet op harde oppervlakken wordt toegepast, waardoor het risico op afstroming van grote oppervlakken onwaarschijnlijk is, wordt verwacht dat de bijdrage van RWZI's verwaarloosbaar zal zijn.
Analyse
Het aantal meetstations waar de chronische drempel wordt overschreden is beperkt en vertoont geen duidelijke trend over de afgelopen 5 jaar. Chronische overschrijdingen worden grotendeels veroorzaakt door 1 of 2 (opeenvolgende) hoge overschrijdingen van de acute drempel (MAC-EQS) in dat meetstation. Het aantal meetstations en metingen waarbij de MAC-EQS wordt overschreden neemt toe van 2016 tot 2021. Dit komt overeen met een toename van het aantal gewassen waarin de toepassing van aclonifen is toegestaan en valt samen met een toename van de verkoopvolumes. De meeste acute overschrijdingen vinden plaats aan het einde van de lente of aan het begin van de zomer (april – juli), wat overeenkomt met de gebruiksperiode voor de meeste toegestane vormen van gebruik. Overschrijdingen van de acute drempel in het najaar verschijnen in 2021, wat samenvalt met de toevoeging van het toegestane gebruik in wintergranen. Beperkte overschrijdingen in de maanden buiten het toepassingsvenster (bijvoorbeeld in augustus) kunnen wijzen op erosie van achtergebleven bodemgebonden aconifen, of resuspensie van sedimentgebonden aclonifen na (intense) regenbuien.
Er is een sterke correlatie tussen de concentraties aclonifen in oppervlaktewater en het oppervlak van aardappelteelt, wat erop wijst dat de toepassing in aardappelen een belangrijke bijdrage levert aan aclonifen in oppervlaktewater, en in mindere mate is er ook een correlatie met groenten, specerijen en sierplanten, met name in de maanden mei & juni. Voor deze laatste groep is het echter niet mogelijk onderscheid te maken tussen gewassen waarin aclonifen is toegelaten en de overige gewassen. De toepassing in aardappelen lijkt dus inderdaad een belangrijke bijdrage te leveren aan aclonifen in oppervlaktewater.
Verder werd een duidelijk verband met neerslag gevonden, vooral in regio's met een hoge aardappelbedekking. De correlatie was duidelijker in regio's met een hoger erosierisico. Dit geeft aan dat, ondanks de vermelding van de SPe2-zin op alle toegelaten producten op basis van aclonifen, erosie een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan het voorkomen van aclonifen in oppervlaktewater. Niettemin, aangezien grote regenbuien niet altijd resulteren in hogere concentraties aclonifen, kunnen de neerslagintensiteit, het tijdsverloop tussen de toepassing en de neerslag, het bodemtype en de gewasdichtheid ook factoren zijn die de waarnemingen beïnvloeden.
Op basis van de beschikbare gegevens kunnen geen conclusies worden getrokken over de rol van spuitdrift bij de waargenomen overschrijdingen. Indien opgelegde bufferzones en/of driftbeperkende maatregelen niet correct worden nageleefd, kan aclonifen alsnog in aangrenzende waterlichamen terechtkomen als gevolg van spuitdrift.
Ook puntbronnen (op boerderijniveau) kunnen niet worden uitgesloten, op basis van een correlatie tussen het aantal aardappelbedrijven in een regio en de aclonifenconcentraties (onafhankelijk van de bedekking van het aardappelgewas), en op een verband met neerslag in regio’s met een hoger aantal aardappelbedrijven. Ook kan de omvang van sommige MAC-EQS-overschrijdingen niet worden verklaard door afvloeiing/erosie of zelfs door spuitnevel, hoewel deze wel kunnen bijdragen aan de totale aclonifenconcentratie. Hoewel we kunnen aannemen dat deze een significante factor kunnen zijn, kunnen op basis van de beschikbare gegevens geen conclusies worden getrokken over de omvang van de bijdrage van spuitdrift of puntbronnen aan de waargenomen overschrijdingen.
Voorstellen voor emissiereductiemaatregelen
Maatregelen om run-off en erosie tegen te gaan
Maatregelen die als beperking kunnen worden opgenomen op alle bestaande en nieuwe producttoelatingscertificaten en die parallel ook op de etiketten zullen worden opgenomen:
- Gebruik geen producten die aclonifen bevatten als er binnen 48 uur na het aanbrengen zware regenval of onweersbuien (≥ 25 mm/uur en ≥ 50 mm/dag) worden voorspeld.
- Laat het overtollig water op het veld niet in de richting van het wateroppervlak wegvloeien met behulp van tijdelijke goten/geulen.
- Verplicht gebruik van dwarsdammen (cross-dams) in de aardappelteelt op percelen met een hoge erosiegevoeligheid (zie onderstaande afbeeldingen ter illustratie). Deze hogere erosiegevoeligheid komt overeen met de categorieën zeer hoog erosierisico (paarse velden) en hoog erosierisico (rode velden) in Vlaanderen en hoge erosiegevoeligheid (code rood en hoger) in Wallonië.
- Maak bij aardappelteelt zoveel mogelijk ruggen loodrecht op wateroppervlakken of loodrecht op de richting waarin afvloeiings-/erosierisico bestaat.
Algemene bewustmaking
Productbeheeracties om puntverlies en diffuse verliezen te voorkomen:
- De industrie moet inspanningen leveren in stewardship-campagnes om het bewustzijn onder boeren te vergroten over de triggers en gevolgen van erosie, drift, puntverontreinigingen,… Dit kan gedaan worden via verduidelijking van de maatregelen op het etiket, folders, technische artikelen en door het presenteren van gespecialiseerde maatregelen in bijeenkomsten met aardappelboeren/organisaties om ze vervolgens algemeen te laten invoeren in de aardappelteelt.
- Relevante opleidingsinstellingen zouden (verplichte) bijscholing over de oorzaken en gevolgen van milieu-emissies kunnen opnemen in de Phytolicentie-training, b.v. als onderdeel van de aanvullende opleiding die gevolgd moet worden om een Phytolicentie te hernieuwen.
Monitoring
De vergunninghouders adviseren om de monitoringcampagnes voort te zetten. De beschikbaarheid van monitoringgegevens, die gedurende een aantal opeenvolgende jaren met regelmatige tussenpozen op dezelfde locatie worden bemonsterd, zou enorm helpen om de oorsprong van verontreinigingen te achterhalen, om het lot van aclonifen in het milieu over een langere periode beter te begrijpen en om het effect van de voorgestelde emissiereductiemaatregelen te evalueren. Dit zou gecombineerd kunnen worden met projecten in kleinere stroomgebieden, vooral op locaties met drempeloverschrijdingen, in samenwerking met de boeren, om zich te concentreren op het identificeren van de toegangsroutes van aclonifen in deze probleemgebieden.
Verder zou het bemonsteren van sediment op strategische tijdstippen en locaties (bijvoorbeeld in mei-juli op locaties met regelmatige overschrijdingen) kunnen aangeven in welke mate het sediment dient als reservoir voor aclonifen, dat zou kunnen worden geresuspendeerd na (zware) regenbuien.