Samenvatting Emissiereductieplan (ERP) voor flufenacet

Flufenacet is in België teruggevonden in de oppervlaktewateren aan concentraties boven de omgevingskwaliteitsnormen (Environmental Quality Standards (EQS)). Daarom hebben 7 toelatingshouders (Adama Registrations B.V., Albaugh TKI D.O.O., BASF Belgium CCCV, Bayer CropScience SA-NV, Globachem N.V., Mitsui AgriScience International SA/NV en UPL Europe LTD) zich ertoe verbonden om de beschikbare monitoringsdata (2009-2019) te analyseren om zo duidelijke correlaties met het gebruik van flufenacet-bevattende producten te kunnen identificeren en maatregelen voor te stellen die het aantal en niveau van deze concentraties kunnen verminderen.

Grenswaarden

Momenteel wordt flufenacet niet beschouwd als een prioritaire stof in het kader van de ‘Water Framework Directive’. Er bestaan namelijk geen Europese waterkwaliteitsstandaarden voor deze actieve stof. Het huidige Emissiereductieplan heeft daarom rekening gehouden met de gewestelijke omgevingskwaliteitsnormen uit 2010:

  • De grenswaarde voor acute waarnemingen is vastgelegd op 0,315 μg/L (MAC-EQS)
  • De grenswaarde voor chronische waarnemingen is vastgelegd op 0,167 μg/L (AA-EQS)

Gebruiken

De huidige toelatingen van flufenacet-bevattende producten zijn allen bedoeld voor professioneel gebruik. Echter, tot 2016 waren ook flufenacet-producten beschikbaar op de markt voor niet-professioneel gebruik. Vanaf 2016 bestaat het gebruik van flufenacet-producten in de praktijk uit toepassingen in granen (toegepast rond oktober-november), maïs en aardappelen (toegepast rond april-juni).

Eigenschappen van de actieve stof

Gebaseerd op de eigenschappen van de actieve stof, kunnen we de conclusie trekken dat flufenacet een niet-volatiel, matig persistent en matig mobiel herbicide is.

Analyse

In het algemeen is er over de periode 2009 – 2019 een daling waar te nemen van het aantal locaties en het aantal metingen met overschrijdingen. Deze daling kan het gevolg zijn van een aantal beperkingen in het gebruik van flufenacet-gebaseerde producten, voornamelijk voor niet-professionele gebruikers. Verder hebben campagnes van federale en regionale autoriteiten en een verbod op gebruik van deze gewasbeschermingsmiddelen op openbare gronden vanaf 2015 waarschijnlijk een belangrijk effect gehad op de hoeveelheid toegepaste bestrijdingsmiddelen voor niet-agrarische toepassingen en de daaropvolgende vrijgave van flufenacet in het oppervlaktewater. Ondanks deze restricties zijn er in 2019 toch overschrijdingen geconstateerd op een significant aantal gecontroleerde locaties.

Er is een diepgaande analyse uitgevoerd om te begrijpen of de waargenomen overschrijdingen in oppervlaktewater verband kunnen houden met landgebruik, erosie en/of weerpatronen. Daarbij zijn waterlichamen die frequente en/of aanhoudende overschrijdingen registreerden in detail onderzocht. In Vlaanderen en Wallonië werd een duidelijk seizoenspatroon waargenomen met pieken in juni en in november. Deze pieken zijn te koppelen aan de dominante gewassen in beide regio's. Vooral in Vlaanderen zorgde de intrekking van de toelatingen voor niet-professioneel flufenacet-gebruik in 2016 voor een forse daling van de overschrijdingen in juni.

Emissies van flufenacet door puntverliezen, verliezen door erosie/afspoeling en in zekere mate driftgevoeligheid waren gekoppeld aan locaties met hoge overschrijdingen. Ook de geclusterde groei van maïs en aardappelen in West-Vlaanderen werd als risicofactor geïdentificeerd. Verder vormde een minder intensieve teelt van deze gewassen potentieel een risico op oppervlaktewateroverschrijdingen in de nabijheid van erosiegevoelige akkers.

Om de lozing van flufenacet in het oppervlaktewater verder te verminderen, worden door de toelatinghouders verschillende emissiereducerende maatregelen voorgesteld.

Emissiereducerende maatregelen

De volgende gewasspecifieke emissiereducerende maatregelen zullen voorkomen dat flufenacet verder vrijkomt in het Belgische oppervlaktewater:

  • Aangezien erosie een potentiële bron is van flufenacet in oppervlaktewateren, wordt voorgesteld om het gebruik van het product op bodems die gevoelig zijn voor erosie te verbieden, tenzij er voorzorgsmaatregelen worden genomen om erosie te voorkomen. Daarom moet de SPe2-zin* worden opgenomen op alle flufenacet-bevattende aktes en etiketten.
  • Op maïs zullen verplichte emissiebeperkende maatregelen, zoals een vegetatieve filterstrook van 20 meter op akkers naast oppervlaktewater, verder worden ondersteund. Bovendien kunnen producten op basis van terbutylazine vanaf het gebruiksseizoen 2022 slechts één keer om de 36 maanden worden gebruikt, ook rekening houdend met toepassingen in de voorgaande 36 maanden; dit zal ook gevolgen hebben voor het gebruik van flufenacet in maïs, aangezien alleen gecombineerde producten met terbutylazine zijn toegelaten.
  • In de aardappelsector zal de volgende emissiereductiemaatregel geïmplementeerd worden: “Op velden met zeer hoog erosierisico (paarse velden) en hoog erosierisico (rode velden) in Vlaanderen & velden gedefinieerd met een R-code in Wallonië, is de implementatie van microdammen of het toepassen van minimale grondbewerkingspraktijken verplicht indien deze velden grenzen aan oppervlaktewater of verhardingen.”
  • Voor wintergraan wordt het gebruik van producten op basis van flufenacet beperkt: “Maximaal 1 toepassing van flufenacet-product/gewas”. Hiermee wordt het aantal mogelijke toepassingen verminderd alsook het aantal keren dat de spuittank gevuld en uitgespoeld wordt; en daarmee ook het risico op puntbronverontreinigingen, drift, erosie en afspoeling.

Om zo efficiënt en transparant mogelijk te zijn, moeten deze maatregelen worden opgenomen als beperkingen op alle bestaande en nieuwe producttoelatingsakten. Verder is discussie nodig over de wijze waarop de uitvoering van deze maatregelen kan worden gecontroleerd. Dit wordt beschouwd als een zeer belangrijke stap om ervoor te zorgen dat de voorgestelde maatregelen correct worden opgevolgd.

Vervolgens is er het verderzetten van product stewardship acties om puntverliezen en diffuse verliezen te voorkomen: sensibilisering rond veilig gebruik (met folders, technische artikelen, …), bijscholing in het kader van de fytolicentie, promotie van de Fyteauscan voor bedrijfsspecifiek advies, verdere introductie van gesloten transfersystemen. Dit zijn allen maatregelen die zullen helpen om het besef van professionele gebruikers over de impact van hun praktijken verder te vergroten.

Uiteindelijk worden regiospecifieke acties aanbevolen en overwogen in West-Vlaanderen, waar sprake is van een cluster van kritieke locaties. Er kunnen acties worden gedefinieerd met betrekking tot het voorkomen van puntverliezen en diffusieverliezen.

Aan de bevoegde overheden willen de toelatingshouders adviseren om de monitoringscampagnes voort te zetten, zeker op locaties met regelmatige drempeloverschrijdingen. De beschikbaarheid van monitoringgegevens, bemonsterd op dezelfde locatie gedurende meerdere opeenvolgende jaren met een regelmatig interval (max. een maand),  zou enorm helpen om de oorsprong van verontreinigingen af te leiden. Alsook om het lot van flufenacet in het milieu op langere termijn beter te begrijpen en om het effect van de voorgestelde emissiereductiemaatregelen te evalueren.

De vergunninghouders vertrouwen erop dat bovenstaande maatregelen en stewardshipacties zullen leiden tot verdere emissiereducties van flufenacet in de Belgische oppervlaktewateren.

*SPe2: Ter bescherming van waterorganismen kan het product niet worden gebruikt op erosiegevoelige percelen. Voor het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldt dit voor percelen die geclassificeerd zijn als “sterk erosiegevoelig”. Voor het Waals Gewest komt dit overeen met percelen geïdentificeerd met een R-code. Indien voorzorgsmaatregelen tegen erosie worden genomen, zoals bepaald in de regionale wetgevingen, kan het gebruik worden toegestaan.