Vereiste tot monitoring voor zekere werkzame stoffen

19/02/2015

Bij de goedkeuring van zekere werkzame stoffen op Europees niveau, werd opgelegd dat er rekening gehouden moet worden met het lot van deze stoffen in het milieu en de effecten die ze kunnen hebben, bij de evaluatie van formuleringen die deze werkzame stoffen bevatten.

Bepaalde van deze werkzame stoffen zijn reeds opgenomen in monitoringsprogramma’s van de bevoegde Gewestelijke Belgische autoriteiten maar dit is niet het geval voor alle stoffen. Daarenboven heeft het Europees niveau niet altijd de vorm noch de frequentie, of de verantwoordelijke voor het genereren van deze gegevens bepaald.

In het kader van een algemene aanpak heeft de dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Meststoffen daarom besloten dat de toelatingshouders of de houders van vergunningen voor parallelhandel deze gegevens moeten genereren, volgens de volgende modaliteiten :

  • De gegevens moeten een eerste keer geleverd worden tegelijkertijd met het dossier voor de evaluatie van de formulering na de goedkeuring van de werkzame stof op Europees niveau, met daarna een tweejaarlijkse update tot het jaar x te leveren voor 15 juni van het jaar x + 2. Bijvoorbeeld: de update tot 2015 moet geleverd worden voor 15 juni 2017. Daarna moet er een tweejaarlijkse update geleverd worden maar deze rapporteringsfrequentie kan herbekeken worden na een zekere tijd (5 jaar) in functie van de resultaten. Voor de formuleringen waarvoor de aanvraag tot vernieuwing (in het verleden hererkenning genaamd) reeds ingediend was voor de vereiste tot monitoring werd er geëist dat er een eerste keer monitoringsgegevens werden ingediend tegen 31/12/2013 met tweejaarlijkse updates;
  • Indien de toelatingshouders of de houders van een vergunning voor parallelhandel van mening zijn dat een monitoring niet nuttig, of vereist is, moet een gedetailleerde argumentering geleverd worden;
  • Alle beschikbare gegevens, waaronder inbegrepen de ruwe data, moeten geleverd worden. De ruwe data mogen afkomstig zijn van de bevoegde nationale en Gewestelijke autoriteiten. Indien de bevoegde autoriteiten geen gegevens genereren voor de betrokken stoffen, moeten de toelatingshouders of houders van een vergunning voor parallelhandel zich hier zelf van voorzien. Dit kan gebeuren door de bevoegde autoriteiten ervan te overtuigen om deze stoffen op te nemen in hun monitoringsprogramma’s, of door zelf een eigen monitoringsprogramma in het leven te roepen; de gegevens van de waterproductie- en verdelingsmaatschappijen moeten worden gebruikt indien een monitoring van het water wordt gevraagd.
  • De gegevens moeten door alle toelatingshouders of houders van een vergunning voor parallelhandel voor een zekere werkzame stof geleverd worden, bij voorkeur in één enkel rapport, maar indien noodzakelijk in verschillende rapporten (de toelatingshouders en houders van een vergunning voor parallelhandel worden dus aangemoedigd om samen te werken); De afzonderlijke rapporten moeten telkens alle noodzakelijke gegevens bevatten, zodat een volledige evaluatie mogelijk is; de toekomstige toelatingshouders (aanvragers van nieuwe toelatingen/ vergunningen voor parallelhandel) moeten evenzeer deze gegevens leveren ; zij moeten deze gegevens indienen op hetzelfde ogenblik als de andere erkenningshouders, vanaf het ogenblik dat de gegevens pertinent zijn voor hun toelating. In de praktijk moeten ze een eerste keer monitoringsgegevens indienen voor 15 juni van het jaar X+2 of X+3 (afhankelijk van de periodiciteit van de rapportering voor de andere erkenningshouders) indien de toelating werd gegeven in het jaar X.
  • Daar waar het niet gaat om reeds beschikbare publieke gegevens, kunnen de ingediende gegevens beschermd worden indien ze voldoen aan de definitie van tests en studies opgenomen in Verordening (CE) N°1107/2009 en indien ze voldoen aan de voorwaarden van het artikel 59 van dezelfde verordening;
  • De rapporten bevatten ruwe data en een statistische analyse van deze gegevens, een analyse van de oorsprong van vastgestelde vervuilingen, een samenvatting en een conclusie met betrekking tot het niet respecteren van de normen voor de vervuiling van het aspect in kwestie (water, bijen, residuen in levensmiddelen, transport over lange afstand,…). Indien de normen overschreden worden of indien er andere negatieve resultaten worden geobserveerd moeten risico beperkende maatregelen worden voorgesteld;
  • De locaties van de metingen moeten pertinent en representatief zijn voor het in België toegelaten gebruik en de eigenschappen van de stof; door middel van een argumentatie kan dit op het niveau van de Europese Unie onderzocht worden;
  • In het geval de toelatingshouder of de houder van een vergunning voor parallelhandel kan aantonen dat de noodzakelijke methodologie (analysemethode, monitoringsprogramma (meetpunten, frequentie van metingen, etc.),…) nog moet ontwikkeld worden, moet het eerste rapport slecht een gedetailleerd ontwerp van deze methodologie bevatten zodat deze geëvalueerd kan worden door het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Deze methodologie zal moeten goedgekeurd worden door het Erkenningscomité voor het indienen  van het eerste rapport.

De hieronder weergegeven werkzame stoffen zijn betrokken:

Werkzame stof Onderdelen waarvoor de vereiste tot monitoring geldt
Isopyrazam Grondwater
Trifloxystrobine Grondwater
Isoxaflutole Grondwater
Quinoxyfen Oppervlaktewater (aquatische organismen)
Clopyralid Grondwater
Triclopyr Grondwater
Captan Grondwater
Lenacil Grondwater
Chloridazon Grondwater
Metazachloor Grondwater
Fluopicolide Grondwater, oppervlaktewater (aquatische organismen), transport over lange afstand
Pyridaben Gedomesticeerde bijen
Dodine Residuen in pitfruit
 

Daarenboven wordt in België een monitoring geëist van grondwater en oppervlaktewater voor elk product dat isoproturon of terbuthylazine bevat.

Werkzame stof Onderdelen waarvoor de vereiste tot monitoring geldt
Isoproturon grondwater en oppervlaktewater
Terbuthylazine grondwater en oppervlaktewater
 

Deel deze pagina