Het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik hield zijn 1000e vergadering

28/04/2017

Op 25 april 2017 heeft het Comité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik zijn 1000e vergadering gehouden. Dit Comité is de officiële instantie in België die adviezen verstrekt inzake aanvragen tot toelating van gewasbeschermingsmiddelen, op basis van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers.

Gezien de verdeling van bevoegdheden in België, volgend uit de verschillende Staatshervormingen, is het Comité samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale en gewestelijke autoriteiten. Het Comité  bestaat momenteel uit 12 leden afkomstig van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en  Leefmilieu, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, het Federale Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaams Gewest en het Waals Gewest.

Deze personen vertegenwoordigen hun respectievelijke autoriteiten voor de bevoegdheden die deze uitoefenen. Ze onderzoeken de aanvragen tot toelating op basis van de evaluatierapporten van de Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Meststoffen van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, het WIV of het Waalse Centrum voor landbouwkundig onderzoek van Gembloux. Indien nodig kan het Comité een beroep doen op andere instanties (onderzoeksstations, vulgarisatiediensten), om tot een advies te komen.

Een gewasbeschermingsmiddel bevat in het algemeen één of meerdere werkzame stoffen en één of meerdere formuleringshulpstoffen. De wetgeving en de principes die van toepassing zijn op de evaluatie van de aanvragen tot toelating van gewasbeschermingsmiddelen zijn vastgesteld op het niveau van de Europese Unie. De overkoepelende wetgeving is de Verordening 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en de hieraan verbonden Verordeningen. Het toelatingssysteem is dubbel. De beslissing tot aanvaardbaarheid of niet-aanvaardbaarheid van de werkzame stoffen wordt genomen op Europees niveau, om éénzelfde niveau van bescherming te garanderen in alle lidstaten. Enkel werkzame stoffen die goedgekeurd zijn op dat niveau mogen aanwezig zijn in gewasbeschermingsmiddelen in de Europese Unie. De toelating of de weigering van gewasbeschermingsmiddelen wordt gedelegeerd aan de lidstaten omdat de producten op uiteenlopende wijzen gebruikt kunnen worden op uiteenlopende gewassen, onder uiteenlopende landbouwkundige, fytosanitaire en leefmilieuomstandigheden.

In België komt het Comité in het algemeen een keer per maand samen. Telkens wordt een aantal dossiers onderzocht (+/- 40), waarbij de uniforme beginselen die op Europees niveau overeengekomen zijn toegepast worden. Het basisprincipe is dat er enkel toepassingen toegelaten kunnen worden waarvoor de blootstelling (van gebruikers, van consumenten aan residuen in levensmiddelen, van het milieu in de brede zin het woord) aanvaardbaar is en zonder nefaste gevolgen voor de gezondheid of het milieu. Het Comité houdt eveneens rekening met specifieke aspecten gelinkt aan de Belgische praktijken (bijvoorbeeld het FAR systeem voor onkruidbestrijding in bieten, de geïntegreerde productie van fruit,…). Het Comité kan risicobeperkende maatregelen opleggen om het toegelaten gebruik te omkaderen. De belangrijkste risicobeperkende maatregelen zijn het dragen van beschermende uitrusting door de toepassers, een wachttijd alvorens een behandeld perceel betreden mag worden, een periode waarin niet meer behandeld mag worden voorafgaand aan de oogst, een afstand ten opzichte van oppervlaktewater (bufferzone) waarbinnen niet behandeld mag worden, voorgeschreven periodes van toepassing (vroeg in de ochtend of laat in de avond om bijen te beschermen), etc.

Eens een product is toegelaten en voldoet aan de uniforme beginselen is het risico voor de gezondheid en het milieu aanvaardbaar voor zover de goede landbouwkundige praktijken (teelt, dosis, aantal toepassingen, risicobeperkende maatregelen) en de goede handelspraktijken gerespecteerd worden. Het naleven van deze goede praktijken is de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen (gebruikers, raadgevers, verkopers, voorlichters).

In België beschikken de niet-professionele gebruikers (amateurs) niet langer over dezelfde producten als de professionele gebruikers, en dit sinds 2012. De professionele gebruikers zijn verplicht om opleidingen te volgen in het kader van de fytolicentie. Deze opleidingen worden verzorgd door de Gemeenschappen en de Gewesten. Daar amateurs deze verplichting tot volgen van opleidingen niet hebben werden er door het Erkenningscomité producten en verpakkingsgroottes opgelegd die beter aansluiten bij hun kennis.

Naast de door de wetgeving voorziene regelmatige her-evaluaties, kan elk product op elk moment opnieuw geëvalueerd worden, of het nu is omwille van de indiening van negatieve gegevens door de toelatingshouders, of op basis van de resultaten van de monitoring van water, etc.

De toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die in België werden verstrekt zijn te raadplegen op de site fytoweb.be. De intrekkingen en de schorsingen (van gebruiken of volledig) zijn raadpleegbaar op de site en worden regelmatig bekendgemaakt in persberichten.

Deel deze pagina