In een rapport van 5 februari publiceerde de Europese Rekenkamer een aantal conclusies inzake de toepassing van de Europese richtlijn voor duurzaam gebruik van pesticiden. De Rekenkamer heeft daartoe drie lidstaten bezocht,18 nieuwe nationale actieplannen geauditeerd, de Europese Commissie grondig geconsulteerd en 33 landbouwers geïnterviewd. Het Rekenhof kwam tot 9 bevindingen en heeft 3 aanbevelingen gericht aan de Europese Commissie.
Wij delen het merendeel van deze bevindingen en steunen dus ook de aanbevelingen maar wensen deze berichtgeving toch enigszins te nuanceren, althans wat de federale bevoegdheden betreft.
De Rekenkamer stelt vast dat er slechts beperkte vooruitgang is in het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen maar concludeert daar verrassend genoeg uit dat ook de vermindering van risico’s beperkt zou zijn. Dit is gerekend buiten de continue evaluatie van werkzame stoffen op Europees vlak en de evaluatie van gewasbeschermingsmiddelen op nationaal vlak. Doordat deze evaluatie steeds strenger en uitgebreider wordt, worden echter de meest risicovolle gewasbeschermingsmiddelen systematisch verboden of beperkt qua toepassingsmogelijkheden. Het staat buiten kijf dat hierdoor de risico’s systematisch dalen. Ook al is de kritiek van de Europese Rekenkamer gedeeltelijk terecht dat de toepassingswijze van gewasbeschermingsmiddelen beter kan worden opgevolgd, en dat er ook niet wordt berekend wat de uiteindelijke, globale risico’s zijn, toch is het voorbarig om daaruit zomaar te concluderen dat er maar beperkte vooruitgang is geboekt in het beperken van de risico’s.
Het klopt dat er nog maar weinig zogenaamde ‘gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico’ op de markt zijn, maar ook dat is toe te schrijven aan de strenge Europese regels om producten in deze categorie in te delen. Het is allerminst evident om een gewasbeschermingsmiddel te produceren dat aan alle toelatingsvoorwaarden en gegevensvereisten voldoet, even goed werkzaam is als klassieke middelen, en toch zonder specifieke risicobeperkende maatregelen veilig is voor gebruik. Bovendien moet er eerst worden gewacht op Europese besluitvorming om de werkzame stof in te delen met een laag risico. En ook al wordt er in België specifieke ondersteuning gegeven voor aanvragen voor gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico, daarom betekent dit nog niet dat die middelen ruim gebruikt worden. Zoals de Europese Rekenkamer terecht stelt zou het ook nuttig zijn dat er op Europees vlak wordt afgesproken wat er precies wordt bedoeld met ‘specifieke risicobeperkende maatregelen’.
Net als de Rekenkamer betreuren wij het feit dat de statistieken inzake verkoop en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet vergelijkbaar zijn tussen de lidstaten, en we steunen de aanbeveling om daaraan te verhelpen. In België worden de verkoopgegevens voor individuele werkzame stoffen evenwel al gepubliceerd.
De geharmoniseerde risico-indicatoren die op Europees vlak werden vastgelegd hebben inderdaad weinig te maken met het risico. Het is immers moeilijk om geschikte indicatoren te vinden die 'het risico' aangeven, en waarvoor alle nodige gegevens beschikbaar zijn. Na jaren onderzoek en onderhandeling konden tot nu toe enkel twee arbitraire indicatoren gevalideerd worden. België draagt bij aan de Europese zoektocht naar meer geschikte risico-indicatoren.
Voor de kritiek op de onvoldoende controle en opvolging van de verplichting tot toepassen van geïntegreerde bestrijding, met pas in laatste instantie inzet van gewasbeschermingsmiddelen, of voor alle andere maatregelen inzake gebruik en monitoring van gewasbeschermingsmiddelen, moet worden verwezen naar de gewestelijke overheden.