60 jaar beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen in Europees perspectief
De laatste 60 jaar worden almaar striktere gegevensvereisten opgelegd en dit leidt tot een strengere beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen op het vlak van menselijke gezondheid, blootstelling en leefmilieu. We zien ook een aantoonbare en beduidende vermindering van het aantal hoog-toxische werkzame stoffen toegelaten op Europees vlak. Tegelijk werden een aantal landelijke en gewestelijke initiatieven opgezet die een nog veiliger gebruik van de toegelaten producten waarborgen. In de toekomst worden de normen nog strenger, en worden extra maatregelen genomen om de efficiëntie, transparantie en betrouwbaarheid van de beoordelingen te verbeteren.
Verrassend genoeg is de perceptie bij het publiek ondanks alles niet verbeterd. Regulatoren worden overspoeld met alarmerende wetenschappelijke rapporten en dito pers. Er ontwikkelde zich een sociaal-politiek discours dat zoniet inconsistent, dan toch niet altijd proportioneel lijkt in verhouding tot de EU-beslissingen.
Publieke perceptie
Vooreerst: we komen van ver. Tijdens de periode 1958 - 2018 zijn we geëvolueerd van een regulatorisch kader met nauwelijks of geen harmonisatie tot de huidige toestand, waarin een nieuwe werkzame stof aan een uiterst kritische beoordeling wordt onderworpen en die leidt tot wettelijk vastgelegde normen in termen van doeltreffendheid, fysische chemie, toxicologie, ecochemie en ecotoxicologie.
Risicoperceptie is sterk verbonden met de graad van vertrouwdheid van het gelopen gevaar, en verder beïnvloed door externe factoren, zoals media, lobbying en vertrouwen in de officiële instanties. De perceptie bij het grote publiek wordt niet zozeer bepaald door het intrinsieke gevaar en het risico, dan wel door de context waarin dit gevaar en risico worden geplaatst. Gewasbeschermingsmiddelen op basis van bacteriële preparaten worden pas na grondige evaluatie toegelaten, het gebruik wordt vaak beperkt in kassen, en toepassers mogen ze enkel gebruiken indien ze voorzien zijn van ademhalingsbescherming. Anderzijds bestaan vandaag onderhoudsproducten op basis van bacteriën die zonder enige vorm van bescherming verneveld worden.
Bevolkingsonderzoek toont aan dat meer dan 70% van de burgers bezorgd is over de aanwezigheid van pesticidenresiduen in het voedsel. Het risico van bacteriële voedselvergiftigingen wordt lager ingeschat, terwijl deze aantoonbaar meer aanleiding geven tot gevallen van ziekte en zelfs mortaliteit. Zelfs in een goed gereguleerde sector als die van de geneesmiddelen zijn er gevallen van ernstige bijwerkingen aan het licht gekomen als gevolg van misbruik (bv. paracetamol). Dit toont aan dat de maatschappij anders aankijkt en omspringt met producten naarmate ze aan deze laatste al dan niet vrijwillig wordt blootgesteld.
Eenzijdige berichtgeving
De berichtgeving over gewasbeschermingsmiddelen wordt beheerst door symbooldossiers, zoals de neonicotinoïden en glyfosaat. Naast de buitenproportionele en soms onwetenschappelijke discussie in diverse media kan gesteld worden dat deze katalyserend werken voor de hervormingen van de evaluatieprocedures.
Nu reeds worden alle studies over gewasbeschermingsmiddelen, die in de open wetenschappelijke literatuur verschijnen, meegenomen in de Europese evaluatie. De studies die de industrie aanlevert om de veiligheid van stoffen aan te tonen worden gevoerd onder zeer strikte en gecontroleerde condities, wettelijk opgelegd via het GLP-accreditatiesysteem (Goede Laboratoriumpraktijk). Toch stelt men vast dat er de laatste jaren wantrouwen is ontstaan bij het grote publiek. Op zijn beurt wordt het zeer uitgebreide evaluatieproces op Europees vlak, inclusief evaluatierapporten, administratieve regels en procedures eveneens in vraag gesteld.
Kwaliteit evaluaties verder verbeteren
Mogelijke oplossingen kunnen naar voor geschoven worden om de kwaliteit van de beoordeling te optimaliseren.
Het verder versterken van de controle op de GLP-laboratoriumproeven, vooral deze uitgevoerd in landen buiten de EU. Daarbij kan voorgesteld worden om de producenten van deze GLP-studies te verplichten een register van studies bij te houden dat door autoriteiten consulteerbaar is.
Het volledig transparant maken van studieresultaten voor stoffen die op de markt worden aangeboden. Men moet zich echter goed realiseren dat het ter beschikking stellen van ruwe studiegegevens zonder duiding aanleiding kan geven tot verkeerde interpretatie en verwarring. Daarom kan een dergelijk initiatief enkel werken indien deze gegevens door de onafhankelijke experts van overheidsinstellingen in context worden geplaatst. Dan en dan alleen is een gezond publiek en wetenschappelijk debat mogelijk.
Verder pleit de FOD voor maatregelen op EU-niveau om de kwaliteit van de evaluaties te garanderen, zoals een gelijkmatige verdeling van de beoordeling van dossiers over de verschillende lidstaten, versterking van de rol van EFSA, betere communicatie over de besluitvorming op Commissieniveau, en wettelijke inschrijving van de manier waarop “new science” in de huidige evaluatie zou kunnen worden geïntegreerd.