Productgroepen

De volgende groepen van producten kunnen gebruikt worden om de gewassen te voeden en om de kwaliteit van de bodem te verbeteren:

Hieronder volgt een korte beschrijving van elke groep.

Meststoffen

Meststoffen leveren voedingsstoffen aan planten. Het kan gaan om:

  • primaire voedingselementen: stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K)
  • secundaire voedingselementen: calcium (Ca), magnesium (Mg), natrium (Na) en zwavel (S)
  • sporenelementen of micronutriënten: boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn). Deze voedingselementen zijn onmisbaar voor het leven van planten, ookal zijn ze slechts in heel kleine hoeveelheden aanwezig in het plantenweefsel.

Kalkmeststoffen zijn een specifieke categorie. Ze zijn niet zozeer bedoeld om nutriënten toe te dienen, maar vooral om de pH van de bodem te verhogen en verzuring van de bodem tegen te gaan.

Bodemverbeterende middelen

Bodemverbeterende middelen worden toegevoegd aan bodems om de fysische, chemische en/of biologische eigenschappen van de bodem te verbeteren.

Er zijn 2 grote groepen van bodemverbeterende middelen:

  1. Organische bodemverbeterende middelen: ze zorgen voor de aanvoer van organisch materiaal dat in de bodem door micro-organismen wordt omgezet tot humus. Ze kunnen ook een effect hebben op het waterabsorberend vermogen van de bodem en op de beschikbaarheid van nutriënten.
    Voorbeelden zijn veen, compost en gedroogde mest.
  2. Fysische bodemverbeterende middelen: ze worden gebruikt om meer structuur te brengen in de bodem, om de waterdoordringbaarheid van de bodem te bevorderen en/of om het waterabsorberend vermogen en de verluchting van de bodem te verbeteren.
    Voorbeelden zijn geëxpandeerd perliet en wetting agents (oppervlaktespanningverlagende middelen).

Teeltsubstraten

Teeltsubstraten worden gebruikt als kiembed voor zaden en voor het telen van planten.

Er zijn 2 groepen van teeltsubstraten:

  1. Organische teeltsubstraten: ze bestaan uit een organisch substraat van plantaardige of dierlijke oorsprong, al dan niet verrijkt met meststoffen of aangevuld met fysische bodemverbeterende middelen of anorganische teeltsubstraten.
    Potgrond is het bekendste voorbeeld.
  2. Anorganische teeltsubstraten: ze bevatten geen organische stof en worden toegevoegd aan organische teeltsubstraten of gebruikt als substraat voor het kweken van planten op hydrocultuur.
    Voorbeelden zijn geëxpandeerde klei, perliet, vermiculiet, lava en steenwol.

Behandelde meststof, bodemverbeterend middel of teeltsubstraat

Een meststof, een teeltsubstraat (zoals potgrond) of een bodemverbeterend middel kan werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen bevatten, bijvoorbeeld doordat het behandeld werd met een gewasbeschermingsmiddel. Als een dergelijk product op de markt wordt gebracht, moet het toegelaten zijn als gewasbeschermingsmiddel en overeenkomstig geëtiketteerd zijn.

Aangezien de behandeling alleen tot doel kan hebben om een product te fabriceren dat dient om gewassen te beschermen door het aanbrengen van werkzame stoffen, dient het behandelde product (meststof, teeltsubstraat of bodemverbeterend middel) immers te worden beschouwd als gewasbeschermingsmiddel.

Indien het behandelde product (meststof, teeltsubstraat of bodemverbeterend middel) niet wordt verhandeld, en de behandeling dus ter plaatse gebeurt door de teler, moet het behandelde product niet toegelaten zijn als gewasbeschermingsmiddel; in dit geval wordt eenvoudigweg het gewasbeschermingsmiddel toegepast volgens de toelating.

Ook het gewasbeschermingsmiddel waarmee de behandeling gebeurt, dient dus hiertoe te zijn toegelaten, tenzij het niet als dusdanig op de markt wordt gebracht maar enkel wordt aangewend als ingrediënt voor de bereiding van het eindproduct.

Samengevat:

  • Het gewasbeschermingsmiddel waarmee een meststof, teeltsubstraat of bodemverbeterend middel wordt behandeld, moet toegelaten zijn als gewasbeschermingsmiddel om op de markt gebracht te kunnen worden voor dat specifieke gebruik;
  • Als een behandelde meststof, teeltsubstraat of bodemverbeterend middel zelf ook verhandeld wordt, moet deze op zijn beurt een toelating hebben als gewasbeschermingsmiddel en overeenkomstig geëtiketteerd worden.

Het is dus perfect mogelijk dat voor een zelfde middel zowel ‘de meststoffenwetgeving’ moet worden gerespecteerd (en eventueel een ontheffing als meststof, teeltsubstraat of bodemverbeterend middel nodig is) als een toelating als gewasbeschermingsmiddel moet worden verleend. Het middel moet dan voldoen aan de (etiketterings)voorwaarden van ‘de meststoffenwetgeving’ (of de ontheffing) en van de toelating als gewasbeschermingsmiddel.

Zuiveringsslib

Zuiveringsslib is slib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk, stedelijk en/of industrieel afvalwater. Zuiveringsslib kan op landbouwgrond worden toegepast mits er voldaan is aan strikte voorwaarden, opgelegd door de gewestelijke en federale overheden om de bescherming van het leefmilieu en de veiligheid van de voedselketen te garanderen. Zuiveringsslib wordt toegediend hetzij omwille van de aanwezige nutriënten en/of organische stof, hetzij om de pH van de bodem te verhogen (bekalking).

Aanverwante producten

Dit zijn producten die niet in één van de hoger genoemde categorieën thuishoren. Ze hebben wel een specifieke werking ter bevordering van de plantaardige productie.

Biostimulanten: wetgeving 'gewasbeschermingsmiddelen' of wetgeving 'bemestingsproducten'?

Er wordt onderscheid gemaakt tussen een biostimulant die onder de wetgeving 'gewasbeschermingsmiddelen' (Verordening 1107/2009 van 21 oktober 2009) valt en een biostimulant die onder de wetgeving “bemestingsproducten” valt, ten minste rekening houdend met de claims op het etiket van het product. Een verklarend document hierover werd hier gepubliceerd. Als beschouwd wordt dat het product onder de wetgeving "gewasbeschermingsmiddelen" valt, wordt de aanvraag tot ontheffing als “bemestingsproduct” geweigerd.

Voorbeelden