Glyfosaat

De afgelopen jaren is er in verschillende media commotie geweest naar aanleiding van een bericht van het International Agency for Research on Cancer (IARC), waarin men de onkruidbestrijder glyfosaat als waarschijnlijk kankerverwekkend indeelt. In 2017 werd op basis van de evaluatie van het toenmalige dossier besloten de goedkeuring van deze werkzame stof te vernieuwen voor 5 jaar. Op dit ogenblik wordt er opnieuw gediscussieerd over een mogelijke volgende vernieuwing van de werkzame stof. Aan de hand van de onderstaande vragen geven we een stand van zaken (bijgewerkt in december 2023).

  1. Wat is glyfosaat?
  2. Hoe werd glyfosaat in de Europese Unie beoordeeld?
  3. Wat heeft het IARC gepubliceerd?
  4. Werd in de EU-beoordeling rekening gehouden met het IARC rapport?
  5. Waarom zijn het IARC en de EFSA tot tegenstrijdige conclusies gekomen?
  6. Heeft het Franse Agentschap ANSES de IARC-indeling niet bevestigd?
  7. Is de EU-procedure voor de evaluatie van glyfosaat eigenlijk wel transparant?
  8. Hoe zit het met de onafhankelijkheid van de experts die glyfosaat hebben beoordeeld?
  9. Is glyfosaat een endocriene stoorstof?
  10. Hoe gevaarlijk is glyfosaat voor het leefmilieu?
  11. De norm voor de “aanvaardbare dagelijkse inname” (ADI) van glyfosaat werd verhoogd. Betekent dit dat er meer glyfosaatresiduen in het voedsel zullen zitten?
  12. Is het niet zo dat glyfosaat overal teruggevonden wordt?
  13. Wordt er wel voldoende aandacht besteed aan de formuleringshulpstoffen, zoals POE-tallowamine, die in een gewasbeschermingsmiddel aanwezig zijn?
  14. Welke studies worden in rekening gebracht?
  15. Hebben de ‘Monsanto Papers’ niet aangetoond dat de studies gemanipuleerd worden?
  16. Hoe werd de EU-goedkeuring van glyfosaat vernieuwd in 2017?
  17. Hoe zijn we tot de meest recente vernieuwing van glyfosaat gekomen?
  18. Hoe ver staat het met de beoordeling van de kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat door ECHA?
  19. Wat doen de Belgische autoriteiten?
  20. Hoe kijken de Belgische autoriteiten aan tegen het verslag van de Hoge Gezondheidsraad van 03/09/2020?
  21. Hebben andere EU-lidstaten al beperkende maatregelen genomen ten aanzien van glyfosaat?
  22. Mag glyfosaat nog gebruikt worden in België?
  23. Er werd in 2021 een opinie gepubliceerd door het Kankerinstituut van Wenen rond de inhoud van de studies van het dossier voor de vernieuwing van glyfosaat. Heeft dit relevantie voor de lopende evaluatie van het dossier voor de vernieuwing?

1.Wat is glyfosaat?

Glyfosaat is een onkruidbestrijdingsmiddel dat al tientallen jaren is toegelaten. Het kenmerkt zich door een korte nawerking. Het kent vele toepassingen, zoals onder andere:

  • op landbouwgronden voor het zaaien of planten van een gewas
  • op spoorwegen
  • in tuinen voor gebruik door professionele tuinaanleggers

Een volledig overzicht van alle in België toegelaten toepassingen vindt u via toelatingen raadplegen.

Glyfosaat wordt dikwijls in verband gebracht met genetisch gewijzigde gewassen. Er bestaan inderdaad gewassen die genetisch gewijzigd zijn zodat ze niet langer gevoelig zijn voor glyfosaat. Daardoor kan glyfosaat in deze gewassen worden gebruikt zonder er schade toe te brengen. In België is een dergelijk gebruik van glyfosaat niet toegelaten.

Top ↑

2.Hoe werd glyfosaat in de Europese Unie beoordeeld?

In de EU zijn gewasbeschermingsmiddelen sinds 1993 aan een dubbele toelatingsprocedure onderworpen. De werkzame stof moet eerst op EU-niveau worden goedgekeurd. Vervolgens kunnen de lidstaten gewasbeschermingsmiddelen toelaten die zo’n goedgekeurde stof bevatten.

Glyfosaat werd op EU-niveau voor het eerst goedgekeurd op 01/07/2002. De procedure verliep als volgt:

  • Duitsland werd als rapporterende lidstaat aangewezen door de Europese Commissie en heeft een evaluatieverslag (een ‘draft assessment report’ of DAR) opgesteld.
  • experts van alle lidstaten hebben het Duitse verslag nagekeken ; de experts hebben de Duitse DAR ook in een vergadering besproken.
  • de Europese Commissie heeft in overleg met de lidstaten besloten tot de goedkeuring van glyfosaat. Een verslag van de Commissie is openbaar.

Er werd onder andere geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat glyfosaat kankerverwekkend zou zijn.

De EU-goedkeuring is beperkt in de tijd. Er werd een aanvraag tot vernieuwing van de goedkeuring ingediend. Duitsland was opnieuw de rapporteur voor de vernieuwing die in 2017 gestemd werd. Het gedetailleerde Duitse evaluatieverslag dateert van december 2013. Het is beschikbaar via de website van de European Food Safety Authority (EFSA).

Het dossier dat werd beoordeeld door Duitsland bevat niet alleen studies uitgevoerd in opdracht van de producent, maar ook alle relevante tijdens de voorbije 10 jaar gepubliceerde studies, waaronder ook deze beoordeeld door het IARC (zie vraag 3). Duitsland heeft een groter aantal studies inzake kankerverwekkende eigenschappen beoordeeld dan het IARC.

Duitsland heeft besloten dat er zeer beperkte aanwijzingen zijn van kankerverwekkende eigenschappen in proeven uitgevoerd op muizen met overdreven hoge doses, die echter onvoldoende zijn om glyfosaat in te delen als kankerverwekkend.

Naar aanleiding van het Duitse verslag heeft EFSA in 2015 een vergadering met experts gewijd aan de toxicologische eigenschappen van glyfosaat. EFSA, als wetenschappelijke onafhankelijke organisatie, heeft haar Conclusie op 12 november 2015 gepubliceerd. EFSA concludeert dat glyfosaat niet als kankerverwekkend moet worden ingedeeld.

Top ↑

3.Wat heeft het IARC gepubliceerd?

Het IARC heeft op 20 maart 2015 een nota, alsook een korte samenvatting (beiden 2 bladzijden) in het wetenschappelijk tijdschrift ‘The Lancet Oncology’ gepubliceerd in 2015 waarin een nieuwe indeling inzake kankerverwekkende eigenschappen wordt voorgesteld voor 5 werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen (waaronder glyfosaat, de enige van deze 5 die in België is toegelaten). De volledige IARC-evaluatie (met daarin de gegevens die beoordeling ervan toelaten) werd op 29 juli 2015 gepubliceerd.

Het IARC heeft voorgesteld dat glyfosaat moet worden ingedeeld in de klasse 2A als “waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens". Het IARC preciseert dat deze indeling is gebaseerd:

  • op sinds 2001 gepubliceerde studies inzake de blootstelling van mensen aan glyfosaat en
  • op studies met laboratoriumdieren.

Het IARC heeft echter geen enkele wettelijke bevoegdheid in Europa. Onder de Europese wetgeving wordt glyfosaat momenteel niet als kankerverwekkend beschouwd. Niettemin is deze indeling een nieuw gegeven waar niet zomaar aan voorbij kan worden gegaan.

Daarom hebben de Europese en nationale instanties, waaronder de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, deze studie zo snel mogelijk beoordeeld. Eventuele beperkende maatregelen of een verbod van een stof moeten worden gemotiveerd, en zo’n motivatie kan enkel berusten op wetenschappelijk gronden.

Top ↑

4.Werd in de EU-beoordeling rekening gehouden met het IARC rapport?

De Europese Commissie heeft EFSA uitdrukkelijk gemandateerd om de bevindingen van het IARC nauwkeurig te onderzoeken vooraleer haar Conclusie te publiceren. De Commissie heeft onder andere gepreciseerd dat EFSA moet nagaan:

  • of het IARC toegang had tot meer informatie dan deze waarover de rapporterende lidstaat Duitsland beschikte.
  • in hoeverre de IARC-evaluatie gebaseerd is op enerzijds informatie over de werkzame stof glyfosaat en anderzijds op gegevens die betrekking hebben op formuleringen die naast glyfosaat nog andere bestanddelen bevatten.
  • of er een duidelijk verband bestaat tussen de fenomenen zoals vastgesteld in het IARC-rapport en de toepassing van glyfosaat bevattende gewasbeschermingsmiddelen in overeenstemming met de goede gewasbeschermingspraktijken in Europa.
  • of de toxicologische indeling zoals voorgesteld door de rapporterende lidstaat Duitsland moet worden aangepast.

Eind september 2015 heeft EFSA hierover overlegd met een aantal Europese experts in toxicologie. Een Belgische expert heeft aan dit overleg deelgenomen.

In november 2015 publiceerde EFSA dan de conclusies. Volgens EFSA was het toen onwaarschijnlijk dat de stof carcinogeen zou zijn.

Ook bij de volgende evaluatie voor glyfosaat werd het carcinogeen karakter van de stof nagegaan. De conclusie van het European Chemicals Agency in 2022 was dat glyfosaat niet hoefde ingedeeld te worden voor carcinogeniteit.

Top ↑

5.Waarom zijn het IARC en de EFSA tot tegenstrijdige conclusies gekomen?

EFSA heeft samen met experts van de lidstaten en experts van het IARC, WHO, USEPA en ECHA de IARC-monografie en meer in het algemeen de eventuele kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat in detail besproken. De conclusie van de EU-vertegenwoordigers was: “Based on a weight of evidence approach, the evidence does not support classification with regard to carcinogenicity, (one minority view)”. Deze vergadering heeft ook toegelaten beter te begrijpen wat ten grondslag ligt aan de uiteenlopende visies van EFSA en IARC. Het gaat daarbij om de volgende elementen:

  • Het voornaamste was dat het aantal dierstudies in het EU-dossier veel groter was dan in het IARC-dossier, wat dus de mogelijkheid bood om een meer verfijnde analyse uit te voeren.
  • Voorts gebruikt de EU een andere strategie om de gegevens statistisch te verwerken. Zo heeft men in de EU-review een balans gemaakt tussen enerzijds trends in tumorvorming (die door het IARC als relevant werden geacht) en anderzijds alle andere beschikbare gegevens, zoals extreme toxiciteit, spontane tumorincidenties (“historische controles”), en de afwezigheid van een consistente respons in vergelijkbare lange-termijnstudies met glyfosaat. Het IARC daarentegen heeft vooral aandacht besteed aan de trend in tumorvorming.
  • Bij de beoordeling van epidemiologische studies gaven de EU-experts een groter gewicht aan de uitkomst van de grootste en naar hun opinie relevantere “Agricultural Health Study” dan aan de andere studies. Het IARC daarentegen vond dat ook de kleinere, minder gedetailleerde studies even belangrijke conclusies opleverden als de meest uitgebreide studie. Net als bij de experimentele dierstudies laten de thans bestaande epidemiologische studies trouwens geen consistent beeld zien betreffende het kankerverwekkende vermogen van glyfosaat, ook al omdat de bestudeerde populaties aan talloze producten blootgesteld werden, waarbij het aandeel van glyfosaat op de menselijke gezondheid onduidelijk wordt.
  • Het mandaat van de EFSA is er voornamelijk op gericht de eigenschappen van de stof te bestuderen, en niet van de talloze producten (mengsels) die op de markt worden gebracht. Gepubliceerde gegevens van studies uitgevoerd op producten waarvan de herkomst niet altijd op te sporen is of die van onduidelijke samenstelling zijn, geven geen eenduidig beeld van het gevaar of risico voor de gebruiker van de werkzame stof zelf.

Deze problematiek wordt in meer detail behandeld in het wetenschappelijk artikel 'Glyphosate toxicity and carcinogenicity: a review of the scientific basis of the European Union assessment and its differences with IARC'.

Bovenstaande gaat specifiek over het verschil tussen de EFSA conclusies van 2015 en het IARC rapport van 2015. In 2022 werd glyfosaat door ECHA opnieuw ingedeeld als “niet carcinogeen”. Dezelfde argumenten zijn ook hier opnieuw van toepassing om de verschillende uitkomst tussen de Europese evaluatie en het IARC-rapport te verklaren.

Top ↑

6.Heeft het Franse Agentschap ANSES de IARC-indeling niet bevestigd?

Het ANSES (Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail) heeft zich in 2016 gebogen over de vraag naar de eventuele kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat. Een groep experts heeft de evaluatieverslagen van het IARC, van EFSA en van de Europese rapporterende lidstaat Duitsland bestudeerd. Deze groep heeft geconcludeerd dat er geen reden is om glyfosaat volgens de criteria van de geldende EU-wetgeving (Verordening (EG) nr. 1272/2008) als 1A (bekend als kankerverwekkend voor mensen) of 1B (verondersteld kankerverwekkend voor mensen) in te delen. Over een indeling in categorie 2 (verdacht kankerverwekkend voor mensen) kon de groep zich niet uitspreken zonder een gedetailleerde analyse van de studies zelf te hebben uitgevoerd.

Het door het IARC gehanteerde indelingssysteem verschilt van dat van de Verordening (EG) nr. 1272/2008, maar een indeling door het IARC in categorie 2A (vermoedelijk kankerverwekkend) sluit het dichtst aan bij de indeling als 1B onder Verordening (EG) nr. 1272/2008. Met andere woorden, het advies van het ANSES bevestigt de indeling zoals vastgesteld door het IARC niet. Niettemin, gelet op de onzekerheid over een eventuele indeling in categorie 2 (in toepassing van de Verordening (EG) nr. 1107/2009), stelt het Franse agentschap dat het nodig is dat de European Chemicals Agency (ECHA) de indeling van glyfosaat herziet. Het proces dat moet leiden tot een herziening van EU-indeling door het ECHA is overigens afgesloten (zie vraag 18). België, alsook de andere EU-lidstaten, hebben zich trouwens onverdeeld uitgesproken ten voordele van een herbeoordeling door het ECHA.

Top ↑

7.Is de EU-procedure voor de evaluatie van glyfosaat eigenlijk wel transparant?

Transparantie is het kenmerk van de EU-procedure. De volgende documenten zijn beschikbaar op de website van de EFSA:

  • Een samenvatting van het dossier zoals ingediend door de producenten van deze werkzame stof.
  • Het volledige verslag (met uitzondering van een gedeelte dat vertrouwelijke informatie zoals het productieproces bevat) van de rapporterende lidstaat Duitsland, dat maar liefst 3945 bladzijden omvat, waaronder een lijst van 143 bladzijden met de geëvalueerde studies.
  • De EFSA Conclusie.
  • De achtergronddocumenten bij de EFSA Conclusie. In totaal gaat het om 1730 bladzijden met o.a. volgende elementen:
    • De commentaren die door diverse partijen (lidstaten, producenten, derden) op het Duitse verslag werden gemaakt, en de manier waarop deze commentaren werden beoordeeld (reporting tables en evaluation tables).
    • De volledige verslagen van de diverse expert meetings.
    • De commentaren op het ontwerp van de EFSA Conclusie.

Alles bij elkaar dus bijna 6000 publiekelijk beschikbare bladzijden met informatie over de grondslag en de wijze waarop glyfosaat werd beoordeeld in de EU-procedure.

De studies zelf waarop de evaluatie is gebaseerd worden niet gepubliceerd. Deze studies bevatten vertrouwelijke gegevens, zoals de namen van de onderzoekers. De gepubliceerde samenvattingen zijn echter voldoende uitgebreid voor een goed begrip van de studieresultaten. Niettemin heeft EFSA eind 2016 op vraag van een aantal leden van het Europese Parlement de volledige studies inzake genotoxiciteit en kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat, met inbegrip van alle ruwe gegevens, aan deze Parlementsleden bezorgd.

Maar op 27 maart 2021 verandert één en ander in verband met het openbaar maken van studies. Vanaf die dag zal de Verordening (EU) 2019/1381 van 20 juni 2019 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen van toepassing zijn. Deze Verordening wijzigt de Verordening (EG) nr. 178/2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (de ‘algemene levensmiddelenwetgeving’). De wijziging heeft voornamelijk tot doel de transparantie van de evaluatieprocessen te verhogen. De hele controverse rond glyfosaat is overigens niet vreemd aan het feit dat deze stap werd gezet.

Niet alleen de algemene levensmiddelenwetgeving werd gewijzigd door de Verordening (EU) 2019/1381, ook enkele andere zogenoemde ‘sectorale’ Verordeningen werden aangepast ten einde dezelfde principes inzake transparantie in de sectoren in kwestie te introduceren. Eén ervan is de Verordening (EG) nr. 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Als gevolg van deze wijziging zal EFSA de volledige studies ingediend in het kader van een aanvraag tot goedkeuring of tot vernieuwing van de goedkeuring van een werkzame stof openbaar moeten maken. Enkel voor een beperkt aantal elementen kan een vertrouwelijke behandeling worden gevraagd, zoals bij voorbeeld de namen van personen die studies met gewervelde dieren hebben uitgevoerd, of de volledige samenstelling van een gewasbeschermingsmiddel.

Top ↑

8.Hoe zit het met de onafhankelijkheid van de experts die glyfosaat hebben beoordeeld?

Duitsland, als rapporterende lidstaat voor de vernieuwing van 2017, heeft de evaluatie laten uitvoeren door het Bundesinstitut für Risikobewertung (BfR), een wetenschappelijke overheidsinstelling. Deze instelling volgt erkende richtlijnen inzake goede wetenschappelijke praktijken.

EFSA, dat een peer review van de Duitse evaluatie heeft uitgevoerd en dat conclusies over de risico-evaluatie heeft opgesteld, is een onafhankelijke wetenschappelijke instelling van de Europese Unie. Tijdens de peer review van glyfosaat heeft EFSA meerdere vergaderingen met experts van de lidstaten georganiseerd. De deelnemende experts worden aangeduid door de autoriteiten van de lidstaten. Zij worden door EFSA uitgenodigd een jaarlijkse verklaring inzake belangen in te dienen. Deze verklaringen worden door EFSA op haar website gepubliceerd. Op de EFSA website is ook een lijst beschikbaar van de overheidsinstellingen waartoe de experts behoren die aan de peer review meetings deelnemen.

Uiteindelijk zijn de conclusies over de risico-evaluatie wel de volledige verantwoordelijkheid van EFSA. Deze conclusies worden opgesteld door personeelsleden van EFSA. Ook zij moeten een jaarlijkse verklaring inzake belangen indienen.

De onafhankelijkheid van EFSA werd ook in twijfel getrokken met de bewering dat EFSA in haar Conclusie stukken tekst afkomstig uit het dossier van de glyfosaatproducenten zou hebben overgenomen. Dit klopt niet: in de EFSA Conclusie is geen enkele passage aan te wijzen die uit het dossier zou zijn gekopieerd. In het verslag van de rapporterende lidstaat Duitsland zijn wel enkele stukken tekst te vinden die letterlijk overeenstemmen met de door de producenten gemaakte samenvattingen van studies die steken in het dossier. Maar als deze samenvattingen  overeenkomen met de bevindingen van de rapporterende lidstaat dan is daar helemaal niets mis mee. Voor talrijke studies heeft de rapporterende lidstaat wel wijzigingen aangebracht in de samenvattingen gemaakt door de producenten. Deze wijzigingen zijn soms ingrijpend. Dit wijst erop dat de rapporterende lidstaat de studies en de samenvattingen ervan met een kritisch oog heeft bekeken. Dat een aantal samenvattingen niet gewijzigd hoefden te worden is allerminst vreemd. Bovendien werd het Duitse verslag grondig nagekeken door experts van de andere lidstaten en van EFSA. EFSA organiseerde ook een publieke raadpleging over dat verslag. Alle commentaren zijn publiek beschikbaar (zie vraag 7). Voor haar Conclusie baseert EFSA zich op alle elementen: de oorspronkelijke studies, het verslag van de rapporterende lidstaat, de commentaren op dat verslag en de discussies met de experts van de lidstaten tijdens de vergaderingen.

Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van allen die betrokken zijn bij het beoordelingsproces.

Voor de daaropvolgende evaluatie van het dossier voor de vernieuwing van de toelating van glyfosaat (waarover men van plan is in oktober 2023 een beslissing te nemen), werd er gekozen om met 4 rapporterende lidstaten te werken. Deze waren Nederland, Hongarije, Frankrijk en Zweden.

Van 23 september 2021 tot 23 november 2021 was er voor het brede publiek de mogelijkheid om commentaar te geven op de evaluatie die door deze evaluerende lidstaten werd uitgevoerd.

Vervolgens werden deze commentaren mee verwerkt in de evaluatie, waarna EFSA opnieuw een peer review uitvoerde, zoals hierboven beschreven staat.

Dezelfde mechanismen die hierboven beschreven werden om de onafhankelijkheid van alle betrokken partijen te verzekeren bij de herbeoordeling in 2017, zijn van toepassing op alle uitgevoerde evaluaties, en dus ook voor de lopende evaluatieprocedure voor glyfosaat in 2023.

Top ↑

9.Is glyfosaat een endocriene stoorstof?

Tijdens de evaluatie van glyfosaat waren op EU-niveau nog geen definitieve criteria vastgesteld die moeten toelaten een endocriene stoorstof te identificeren. Niettemin wordt tijdens een EU-evaluatie van een werkzame stof steeds nagegaan of de thans bekende toxicologische werkingswijzen verband houden met een endocrien effect, wat inhoudt dat dus systematisch een evaluatie van de endocriene eigenschappen geschiedt. Wat glyfosaat betreft heeft EFSA in slechts één enkele studie effecten geciteerd waarvan niet valt uit te sluiten dat ze het gevolg zijn van een endocriene werkingswijze; in alle andere ingediende studies werd dergelijk effect echter niet vastgesteld. In reactie op de EFSA conclusie heeft een producent van glyfosaat medegedeeld te beschikken over recent uitgevoerde specifieke aanvullende studies die moeten aantonen dat er geen sprake is van een endocriene werkingswijze.

In september 2016 heeft de Europese Commissie EFSA gemandateerd om alle relevante informatie inzake de endocriene effecten van glyfosaat op te vragen bij de producenten van deze stof, en om een wetenschappelijke opinie over deze gegevens te formuleren. Deze opinie werd op 7 september gepubliceerd. De conclusie is dat er geen aanwijzingen zijn dat glyfosaat een endocriene stoorstof is.

Op het ogenblik van de beslissing met betrekking tot de vernieuwing van de goedkeuring van glyfosaat golden nog de zogenaamde interim (voorlopige) criteria voor het identificeren van de endocriene verstoorders, zoals vastgelegd in de Verordening (EG) nr. 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Volgens deze interim criteria is glyfosaat geen endocriene stoorstof. Intussen werden definitieve criteria vastgesteld door de Verordening (EU) 2018/605 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 met betrekking tot de vaststelling van wetenschappelijke criteria voor de vaststelling van hormoonontregelende eigenschappen. Deze criteria zullen worden toegepast bij de volgende evaluatie van glyfosaat op EU-niveau.

Top ↑

10.Hoe gevaarlijk is glyfosaat voor het leefmilieu?

Glyfosaat heeft een relatief gunstig profiel wat de impact op het leefmilieu betreft: voor de meeste groepen van niet-doelorganismen heeft EFSA bij de evaluatie voor de vernieuwing in 2017 vastgesteld dat het risico laag is. Dat geldt voor waterorganismen, bijen, niet-doelarthropoden, aardwormen, bodemmacro-organismen en bodemmicro-organismen. Voor vogels en zoogdieren is het beeld iets meer genuanceerd: voor enkele scenario’s waren onvoldoende gegevens voorhanden om een verfijnde risico-evaluatie te verrichten terwijl de ‘first tier’ (d.w.z. de minst verfijnde) evaluatie niet toeliet tot een laag risico te besluiten. Niettemin is ook ten aanzien van deze groepen het globale beeld veeleer gunstig, en heeft EFSA dan ook geen enkele ‘issue that could not be finalised’ of ‘critical area of concern’ geïdentificeerd op het vlak van het leefmilieu, wat zou duiden op nader te onderzoeken of problematische eigenschappen. Voor de meeste goedgekeurde stoffen is dat wel het geval. Ook inzake mogelijke grondwatercontaminatie is de EFSA Conclusie geruststellend.

Bij de lopende evaluatie voor de vernieuwing voor glyfosaat werd bovenstaande grotendeels herbevestigd. Er werd voor waterplanten wel een “issue that could not be finalised” aangeduid: uit publiek beschikbare informatie blijkt dat blootstelling via drift voor deze organismen relevant is. Indien de werkzame stof eind 2023 vernieuwd zou worden, zal het nodig zijn om hierover bij de vernieuwing van de gewasbeschermingsmiddelen op nationaal vlak meer informatie op te vragen.

Top ↑

11.De norm voor de “aanvaardbare dagelijkse inname” (ADI) van glyfosaat werd verhoogd. Betekent dit dat er meer glyfosaatresiduen in het voedsel zullen zitten?

Op voorstel van EFSA heeft de Europese Commissie de ADI van glyfosaat inderdaad verhoogd van 0,3 tot 0,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag. De ADI is een toxicologische referentiewaarde die aangeeft hoeveel glyfosaat we dagelijks (ons leven lang) mogen opnemen met het voedsel zonder dat dit effect heeft op ons lichaam. De ADI is doorgaans 100 keer kleiner dan de hoogste aan proefdieren toegediende dosis in toxiciteitsstudies waarbij geen schadelijk effect wordt waargenomen. Er wordt dus (terecht) een zeer ruime veiligheidsmarge aangehouden. De maximaal toegelaten residugehalten in levensmiddelen worden niet afgeleid van de ADI. Zij worden bepaald op grond van residuproeven uitgevoerd overeenkomstig de aangevraagde goede landbouwpraktijk voor de toepassing van het gewasbeschermingsmiddel. Vervolgens wordt nagegaan of de aldus bekomen residuen al dan niet leiden tot een inname die de ADI overschrijdt. Een maximaal toegelaten residugehalte wordt slechts wettelijk vastgelegd nadat is aangetoond dat er geen gevaar bestaat op overschrijding van de ADI. Met andere woorden : de som van alle residuen in het voedsel is steeds kleiner dan wat we dagelijks mogen opnemen (de ADI). In het geval van glyfosaat is dat nog geen 50 % (zie hieronder).

Een verhoging van de ADI betekent dus niet dat er meer residuen in het voedsel worden getolereerd. In theorie creëert een verhoging van de ADI ruimte voor het vaststellen van hogere maximaal toegelaten residugehalten, en dus voor het toelaten van landbouwpraktijken die leiden tot hogere residuniveaus in de levensmiddelen (bv een hogere dosis). Maar uit de laatste reasoned opinion van EFSA gebaseerd op de vroegere ADI van 0,3 mg/kg lichaamsgewicht/dag bleek dat in het meest ongustige geval nog geen 50% van de vroegere ADI werd bereikt. Met andere woorden, deze vroegere ADI was allerminst een beperkende factor voor het verhogen van de maximaal toegelaten residugehalten. De verhoging van de ADI zal dus geen effect hebben op de residugehalten.

Relevanter dan de bescheiden verhoging van de ADI is het vaststellen door de Europese Commissie, op voorstel van EFSA, van een tweede (relatief recente) toxicologische referentiewaarde die van belang is voor de risicobeoordeling van maximaal toegelaten residugehalten, namelijk de acute referentiedosis (ARfD; acute reference dose). Deze waarde geeft aan hoeveel glyfosaat we éénmalig mogen opnemen met het voedsel zonder dat dit effect heeft op het lichaam; zij werd op 0,5 mg/kg lichaamsgewicht vastgesteld. Voortaan zal dus naast de toetsing aan de ADI (een toetsing die de chronische inname van residuen beschouwt) ook een toetsing gericht op acute effecten plaatsvinden.

De Europese Commissie heeft EFSA opgedragen alle bestaande maximaal toegelaten residugehalten te toetsen aan de nieuw vastgestelde toxicologische referentiewaarden. EFSA heeft haar evaluatieverslag in mei 2018 gepubliceerd; in oktober 2019 heeft EFSA een herziene versie van dit evaluatieverslag gepubliceerd. EFSA heeft moeten vaststellen dat niet alle informatie beschikbaar is voor een volledig sluitende evaluatie, maar besluit niettemin dat een indicatieve risicobeoordeling aantoont dat er geen gevaar bestaat voor een overschrijding van de nieuwe toxicologische referentiewaarden (maximum 19% van de ADI en maximum 91% van de ARfD).

De Europese Commissie had EFSA ook nog opgedragen na te gaan wat de impact is van glyfosaatresiduen in diervoeders op de dierlijke  gezondheid. EFSA heeft ook dit evaluatieverslag in mei 2018 gepubliceerd. EFSA besluit dat er weinig of geen impact te verwachten is.

Top ↑

12.Is het niet zo dat glyfosaat overal teruggevonden wordt?

Studies hebben aangetoond dat glyfosaat wordt teruggevonden in bv. bier en urine, wat op een alomtegenwoordigheid van deze veel gebruikte stof lijkt te wijzen. De in de studies teruggevonden concentraties worden vaak vergeleken met de norm die geldt voor drinkwater. Een overschrijding van die norm wordt door sommigen als problematisch voorgesteld.

Deze norm is arbitrair vastgesteld op 0,1 µg/L voor eender welke werkzame stof (en voor de pertinente metabolieten van deze werkzame stoffen), en komt er in feite op neer dat geen aanwezigheid in het drinkwater wordt getolereerd (er vanuit gaande dat de analytische bepalingsgrens voor eender welke werkzame stof minstens 0,1 µg/L moet bedragen). Voor levensmiddelen afkomstig van gewassen behandeld met gewasbeschermingsmiddelen kan een dergelijke nultolerantie niet worden gehanteerd. De behandeling leidt in de meeste gevallen tot de aanwezigheid van residuen. De vraag die zich stelt is of het niveau van deze residuconcentraties al dan niet een nadelige impact kan hebben op de gezondheid. Hiertoe worden residuproeven uitgevoerd volgens de goede landbouwpraktijken en wordt nagegaan of de teruggevonden residugehalten kunnen leiden tot een inname van residuen die de toxicologische referentiewaarden (ADI en ARfD; zie ook vraag 11) overschrijdt. Indien er geen gevaar bestaat voor overschrijding van deze waarden wordt een maximaal toegelaten residugehalte (maximum residue level of MRL) vastgesteld in de context van de Verordening (EG) nr. 396/2005. Er vindt dus onvermijdelijk een beperkte maar toxicologisch irrelevante inname plaats van glyfosaatresiduen via de voeding.

In de Europese wetgeving is het wettelijk maximaal toegelaten gehalte voor glyfosaat in gerst, één van de basisbestanddelen van bier, vastgesteld op 20 mg/kg. Voor bier is geen maximaal toegelaten gehalte vastgesteld, maar voor verwerkte producten zoals bier schrijft de Verordening (EG) nr. 396/2005 voor dat de maximaal toegelaten gehalten van de basisbestanddelen gelden mits rekening wordt gehouden met wijzigingen in de residugehalten als gevolg van de verwerking. Naar aanleiding van een studie inzake de aanwezigheid van glyfosaat in bier heeft het Duitse Bundesinstitut für Risikobewertung een risico-evaluatie verricht en geconcludeerd dat een volwassene zo’n 1000 liter van het bier met de hoogst teruggevonden concentratie van 30 µg/L op één dag zou moeten drinken om de toxicologische referentiewaarde voor glyfosaat te overschrijden. Maar wellicht zullen zich, vooraleer de consument deze 1000 liter tot zich heeft genomen, de gevolgen laten gevoelen van een ander bestanddeel in het bier, dat door het IARC een nog ongunstiger indeling als kankerverwekkende stof dan glyfosaat heeft meegekregen, nl. categorie 1 in plaats van categorie 2A. Een stof die bovendien aan een anderhalf miljoen maal hogere concentratie in het bier voorkomt dan de 30 µg/L glyfosaat. Deze stof is alcohol.

Er is dus wel degelijk een inname van glyfosaatresiduen via het voedsel, maar aan hoeveelheden waarbij de toxicologische referentiewaarden niet worden overschreden. Door middel van metabolismestudies werd nagegaan wat er gebeurt met glyfosaat opgenomen in het lichaam van proefdieren. De resultaten van deze studies tonen aan dat glyfosaat weinig wordt gemetaboliseerd. Met andere woorden, het wordt grotendeels onveranderd uitgescheiden door het lichaam, voor het grootste deel via de feces, en voor zo’n 20 % via de urine. Het is dus allerminst verrassend, en evenmin problematisch, dat sporen van glyfosaat in de urine worden teruggevonden.

Overigens wordt glyfosaat niet frequent in levensmiddelen teruggevonden. In 2018 werden in de lidstaten van de EU + IJsland en Noorwegen 9.573 monsters van levensmiddelen geanalyseerd op de aanwezigheid van glyfosaat. In 98% van deze monsters werd geen glyfosaat aangetroffen. In 12 monsters werd de MRL overschreden.

De vermeende aanwezigheid van glyfosaat in moedermelk, zoals in juni 2015 in de media werd bericht op basis van niet-valideerbare analyseresultaten voor zestien stalen van moedermelk, werd trouwens niet bevestigd in een recente studie verricht in opdracht van het Duitse Bundesinstitut für Risikobewertung (BfR). In die studie, waarvan de resultaten in januari 2016 werden gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift, werden uiterst gevoelige meettechnieken gebruikt en werd glyfosaat in geen enkel van de 114 onderzochte stalen moedermelk teruggevonden.

Top ↑

13.Wordt er wel voldoende aandacht besteed aan de formuleringshulpstoffen, zoals POE-tallowamine, die in een gewasbeschermingsmiddel aanwezig zijn?

Het EU-systeem voor de evaluatie van gewasbeschermingsmiddelen omvat twee stappen:

  • Een evaluatie van de werkzame stof op EU-niveau, die al dan niet leidt tot een EU-goedkeuring ; samen met het dossier voor de werkzame stof wordt overigens op dat niveau ook minstens één dossier voor een representatief gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat beoordeeld.
  • Een evaluatie van de gewasbeschermingsmiddelen die een goedgekeurde werkzame stof bevatten op nationaal niveau, met het oog op het al dan niet afleveren van een nationale toelating.

Het is vooral bij die tweede stap dat de formuleringshulpstoffen in beeld komen, maar niettemin is uit het Duitse evaluatieverslag voor glyfosaat gebleken dat de formuleringshulpstof POE-tallowamine, die voorkomt in een aantal gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat, de toxicologische werkingswijze van glyfosaat kan beïnvloeden. Daarom heeft de Europese Commissie EFSA opgedragen zich te buigen over de toxicologische eigenschappen van deze hulpstof. EFSA heeft daarover een statement gepubliceerd. EFSA heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie aanwezig is voor die hulpstof om een sluitende risicobeoordeling uit te voeren. In de Conclusie over glyfosaat heeft EFSA ook gewezen op de noodzaak voldoende aandacht te besteden aan de eventuele genotoxische eigenschappen van de gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat. Ook dit houdt verband met de mogelijke impact van formuleringshulpstoffen.

Naar aanleiding hiervan heeft de Europese Commissie een verbod uitgevaardigd op gewasbeschermingsmiddelen die naast de werkzame stof glyfosaat ook de formuleringshulpstof POE-tallowamine bevatten. Meer informatie over dit verbod en over de uitvoering ervan in België kan worden gevonden in de vragen 16 en 18.

Op 3 maart 2021 werd er een lijst van coformulanten gepubliceerd die niet langer in gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt. Deze lijst vormt de Annex III van Verordening 1107/2009. Deze lijst zal in de toekomst ook regelmatig worden geüpdatet. De coformulant POE-tallowamine staat op deze lijst, en kan dus sindsdien niet langer in gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt.

Top ↑

14.Welke studies worden in rekening gebracht?

Overal ter wereld geldt de regel dat diegene die een stof op de markt wil brengen ook de nodige kosten en inspanningen moet leveren om te bewijzen dat die stof geen onaanvaardbaar risico vormt voor menselijke gezondheid en leefmilieu.

De Europese evaluatie is dus gebaseerd op een dossier ingediend door de producent. Dit dossier bevat voornamelijk studies uitgevoerd in opdracht van de producent. Een systeem waarbij de bevoegde overheden instaan voor het uitvoeren van deze studies is in geen enkel land voorzien: een dergelijke manier van werken zou gigantisch veel overheidsmiddelen en ambtenaren vergen, geen meerwaarde hebben t.o.v. het huidige systeem, en dus niet realiseerbaar zijn. Het zou erop neerkomen dat de ontwikkeling van nieuwe en veiligere gewasbeschermingsmiddelen ernstig vertraagd zou worden.

Daarom werd ervoor gekozen dat de producenten de studies weliswaar financieren, maar dat de laboratoria die de studies uitvoeren moeten voldoen aan heel strenge criteria op het vlak van transparantie en kwaliteit. Deze kwaliteit wordt nauwgezet gecontroleerd door de overheid:

  • enkel GLP (‘goede laboratorium praktijk’)-laboratoria mogen dergelijke proeven uitvoeren. Dit betekent dat iedere stap van voorbereiding, uitvoering en rapportering nauwgezet beschreven wordt, en ieder onderdeel dan ook traceerbaar moet zijn. Met andere woorden, de uitvoerende labo’s moeten aantoonbaar ‘zeggen wat ze doen, en doen wat ze zeggen’. Een dergelijke accreditatie wordt door nationale GLP-inspectoraten toegekend en regelmatig gecontroleerd.
  • Bij de indiening van deze GLP-rapporten controleren de nationale overheden op hun beurt of de uitgevoerde studies precies stroken met de studieprotocollen die wettelijk voorgeschreven zijn (‘vormelijk’), en of de interpretatie van de resultaten ervan wetenschappelijk (‘inhoudelijk’) steek houdt.

Verordening (EU) 2019/1381 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen (zie ook vraag 7) verruimt de controlemogelijkheden op drie vlakken:

  1. Alle bestelde studies moeten worden genotificeerd aan EFSA, zowel door de opdrachtgever als door het uitvoerende laboratorium. Aanvragen die niet-genotificeerde studies bevatten of waarin genotificeerde studies ontbreken, zullen niet ontvankelijk zijn. Dit moet beletten dat aanvragers in hun aanvragen enkel de studies met de gunstigste resultaten zouden opnemen.
  2. Deskundigen van de Europese Commissie zullen onderzoeksmissies ondernemen in de lidstaten om te beoordelen hoe de laboratoria en andere testfaciliteiten de studies uitvoeren.
  3. In uitzonderlijke omstandigheden (zoals bij ernstige controverse of tegenstrijdige resultaten) kan de Europese Commissie EFSA verzoeken om zelf studies te bestellen ter verificatie van de door de aanvrager ingediende studies.

Naast door de producenten gefinancierde studies moet het Europese dossier ook de meest recente en de relevante literatuurstudies omvatten. Alle gepubliceerde studies van onafhankelijke laboratoria worden dus eveneens meegenomen in de evaluatie.

Het is belangrijk te benadrukken dat de door de producenten gefinancierde studies moeten voldoen aan uitgebreide wettelijke voorwaarden. Ze bevatten veel meer informatie dan de andere studies. Deze studies uitsluiten en de evaluatie enkel baseren op gepubliceerde studies zou leiden tot een erg onvolledig en scheefgetrokken zicht op alle mogelijke effecten van de gewasbeschermingsmiddelen.

De evaluatie van het IARC is, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, ten andere eveneens gebaseerd op enkele studies van de industrie.

Top ↑

15.Hebben de ‘Monsanto Papers’ niet aangetoond dat de studies gemanipuleerd kunnen worden?

Uit de ‘Monsanto Papers’ is het volgende gebleken:

  • Monsanto heeft in 1999 Prof. Parry van de Universiteit van Swansea benaderd met de vraag een evaluatie te verrichten van de beschikbare gegevens inzake de mogelijke genotoxiciteit van glyfosaat(formuleringen). Prof. Parry raadde Monsanto aan een hele reeks bijkomende studies uit te voeren ten einde aan te tonen dat glyfosaat niet genotoxisch is. Het rapport van Parry werd niet ingediend bij de autoriteiten. De vraag is wat de impact is van de niet-indiening.
  • In Monsanto mails van 2015 wordt een strategie besproken om wetenschappelijke artikelen die gunstig zijn voor glyfosaat gepubliceerd te krijgen. Er wordt gedacht aan het opstellen van deze artikelen door Monsanto zelf, en dan onafhankelijke wetenschappers te benaderen opdat deze hun naam zouden verbinden aan de artikelen. In dit verband wordt verwezen naar de William, Kroes and Munro studie van 2000, die blijkbaar volgens dit mechanisme werd opgesteld. De vraag is hoe de autoriteiten zijn omgegaan met dit laatste artikel (Safety evaluation and risk assessment of the herbicide Roundup and its active ingredient, glyphosate, for humans; Regulatory Toxicology and Pharmacology).
  • In deze Monsanto mails van 2015 wordt voorgesteld de volgende wetenschappers te benaderen: Greim, Kier en Kirkland. In 2016 is in het wetenschappelijke tijdschrift Critical Reviews in Toxicology inderdaad een artikel verschenen onder de titel ‘A review of the carcinogenic potential of glyphosate by four independent expert panels and comparison to the IARC assessment’, met de genoemde wetenschappers als co-auteurs (naast talrijke andere). Opnieuw is de vraag hoe de autoriteiten zijn omgegaan met dit artikel.

Er moet dus worden nagegaan wat de impact was van deze studies op de besluitvorming door de autoriteiten.

Eerst en vooral dient benadrukt te worden dat de drie studies geen toxicologische studies zijn maar evaluaties van bestaande toxicologische studies. De autoriteiten, zowel op EU- als op nationaal niveau, verrichten zelf steeds een onafhankelijke evaluatie van de toxicologische studies. Deze toxicologische studies moeten worden verricht door laboratoria die erkend zijn als GLP-laboratoria (Good Laboratory Practices) en die worden gecontroleerd door de autoriteiten (zie vraag 14). Deze studies bevatten alle nodige ruwe gegevens die een grondige en onafhankelijke beoordeling van de toxicologische effecten mogelijk maken. De ‘Monsanto Papers’ bevatten geen enkele indicatie dat Monsanto zou hebben gepoogd of zelfs maar zou hebben overwogen om tussen te komen in de uitvoering van toxicologische GLP-studies.

a. Het Parry rapport

In zijn rapport geeft Parry een overzicht van alle beschikbare studies inzake genotoxiciteit van glyfosaat en van formuleringen op basis van glyfosaat. De resultaten van de studies worden in het kort weergegeven. Parry beveelt aan om verder onderzoek te doen.

Parry identificeert een aantal studies die positieve resultaten geven die mogelijkerwijs kunnen wijzen op genotoxische effecten. Elk van deze studies werd beoordeeld door de rapporterende lidstaat Duitsland in het Renewal Assessment Report. Sinds 1999 werden nog talrijke studies in dit verband uitgevoerd. Duitsland heeft alle studies grondig beoordeeld en op een weight of evidence basis besloten dat glyfosaat niet genotoxisch is. Er is niet de minste reden om aan te nemen dat het rapport van Parry Duitsland tot een ander inzicht zou hebben gebracht.

b. De Williams, Kroes and Munro studie van 2000

In de ‘acknowledgements’ op het einde van de studie is het volgende vermeld: “Second, we thank the toxicologists and other scientists at Monsanto who made significant contributions to the development of exposure assessments and through many other discussions”. De auteurs komen er dus op een transparante wijze voor uit dat er werd samengewerkt met Monsanto, en met dit gegeven waren bijgevolg ook de evaluatoren van Duitsland en van EFSA bekend.

Deze studie telt 48 bladzijden en biedt een overzicht van de effecten van glyfosaat, van de formuleringshulpstof POE-tallowamine, van de metaboliet AMPA en van Roundup formuleringen. De eindconclusie is dat glyfosaat geen probleem stelt voor de menselijke gezondheid. De studie komt voor in de referentielijst van de Renewal Assessment Report (RAR) van Duitsland.

Uit het Peer Review Report van EFSA blijkt dat deze studie in de stappen volgend op de indiening van de RAR door Duitsland geen enkele rol heeft gespeeld. Geen enkele lidstaat heeft in zijn commentaren op de RAR verwezen naar deze studie, de studie is geen enkele keer ter sprake gekomen in de expert meeting.

De studie is niet opgenomen in de referentielijst van het CLH-report dat Duitsland heeft opgesteld in het kader van de indeling van glyfosaat in toepassing van de Verordening (EG) nr. 1272/2008 (zie vraag 18). Duitsland komt in het CLH-report tot dezelfde conclusies als in de RAR, en daaruit kan worden afgeleid dat de studie niet bepalend is geweest voor de eindconclusies van Duitsland.

Naar aanleiding van de ‘Monsanto Papers’ heeft EFSA onderzocht wat de impact kan zijn geweest van mogelijkerwijs door Monsanto beïnvloede studies. EFSA heeft geconcludeerd dat er geen enkele grond is om te suggereren dat de producenten van glyfosaat het beoordelingsproces zouden hebben beïnvloed. EFSA heeft daarover een statement gepubliceerd.

c. De studie gepubliceerd in Critical Reviews in Toxicology in 2016

De studie werd gepubliceerd op 28 september 2016. De basis voor de evaluatie door ECHA is het CLH-report dat Duitsland heeft opgesteld. Duitsland heeft dit verslag in mei 2016 ingediend en kon dus op geen enkele wijze beïnvloed zijn door de studie. In het verslag stelt Duitsland voor om glyfosaat niet in te delen als kankerverwekkend.

Het Committee for Risk Assessment (RAC) van ECHA heeft zich aangesloten bij het Duitse voorstel om glyfosaat niet in te delen als kankerverwekkend.

Top ↑

16.Hoe werd de EU-goedkeuring van glyfosaat vernieuwd in 2017?

De Europese Commissie had in 2016 in overleg met de lidstaten een beslissing voorgesteld voor de vernieuwing van de goedkeuring van glyfosaat. In dit initiële voorstel had de Commissie bepaalde nieuwe voorwaarden gekoppeld aan de vernieuwing:

  • Een verbod op de formuleringshulpstof POE-tallowamine in gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat (zie vraag 13).
  • Een verbintenis om de goedkeuring van glyfosaat te herzien zodra zou blijken dat glyfosaat in toepassing van Verordening (EG) nr. 1272/2008 als kankerverwekkende stof in de categorie 1A of 1B moet worden ingedeeld (zie vraag 18).
  • Een vereiste tot het indienen op korte termijn (tegen 01/08/16) van gegevens die moeten bevestigen dat glyfosaat geen endocriene werkingswijze vertoont (zie vraag 9).
  • Een vereiste dat de lidstaten in het kader van de nationale toelatingsprocedure er zich van zouden vergewissen dat de gewasbeschermingsmiddelen die glyfosaat bevatten geen genotoxische eigenschappen vertonen (zie vraag 13).
  • Een vereiste dat de lidstaten in het kader van de nationale toelatingsprocedure bijzondere aandacht moeten besteden aan de effecten op gewervelde landdieren (zie vraag 10).

Bij bespreking van dit voorstel heeft de Commissie moeten vaststellen dat er onvoldoende steun was vanwege de lidstaten. De Commissie heeft dit voorstel daarom verlaten.

Omdat de goedkeuring van glyfosaat zou vervallen op 30 juni 2016 heeft de Commissie daarop een voorstel gedaan om deze met maximaal anderhalf jaar te verlengen. Dankzij deze verlenging zou het op het ogenblik dat de beslissing over de vernieuwing van de goedkeuring moest worden genomen (eind 2017) duidelijk zijn hoe het ECHA-voorstel inzake indeling van glyfosaat als al dan niet kankerverwekkende stof luidt (zie vraag 6 en vraag 18). De Commissie heeft dit voorstel tot verlenging aangenomen (als Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1056, gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU van 30 juni 2016). De goedkeuring werd dus tijdelijk verlengd, en de beslissing tot vernieuwing van de goedkeuring uitgesteld.

In tweede instantie heeft de Commissie vervolgens een voorstel tot aanpassing van de huidige toelatingsvoorwaarden van glyfosaat aan de lidstaten voorgelegd. Dit bevat de volgende elementen:

  • Een verbod op de formuleringshulpstof POE-tallowamine in gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat.
  • De lidstaten worden aangemaand bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die glyfosaat bevatten bijzondere aandacht te schenken aan de risico’s die voortvloeien uit het gebruik in gebieden die door het brede publiek of door kwetsbare groepen worden gebruikt, zoals parken, openbare tuinen, sport- en recreatieterreinen, schoolterreinen en speelplaatsen, en gebieden in de nabijheid van zorginstellingen.
  • De lidstaten moeten verder ook bijzondere aandacht besteden aan voor-oogsttoepassingen van glyfosaat en erover waken dat deze toepassingen niet in strijd zijn met de goede landbouwkundige praktijken ; in een begeleidend verslag preciseert de Commissie dat hiermee de toepassingen om de oogst te vergemakkelijken worden geviseerd, en niet het gebruik als onkruidbestrijder.

Dit voorstel heeft voldoende steun gekregen van de lidstaten. Ook België heeft dit voorstel gesteund. Het werd op 1 augustus 2016 aangenomen door de Commissie en op 2 augustus 2016 in het Publicatieblad van de EU gepubliceerd als Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1313.

Nadat ECHA haar evaluatie had gepubliceerd (zie vraag 18) heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor de vernieuwing van de goedkeuring van glyfosaat voor een duur van 10 jaar. Omdat er onvoldoende steun was voor dit voorstel heeft de Commissie een gewijzigd voorstel met een goedkeuringsduur van slechts 5 jaar (van 16 december 2017 tot 15 december 2022) voorgelegd aan de lidstaten. Dit voorstel heeft voldoende steun gekregen van de lidstaten. Het werd aangenomen door de Commissie en als Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2324 op 15 december 2017 gepubliceerd.

Top ↑

17.Hoe zijn we tot de meest recente vernieuwing van glyfosaat gekomen?

De goedkeuring van glyfosaat werd in 2017 vernieuwd voor een periode van 5 jaar, dit was tot 15 december 2022 (zie vraag 16). Dat wil niet zeggen dat de goedkeuring definitief ten einde liep op die datum: een goedkeuring kan immers steeds opnieuw worden vernieuwd als wordt aangetoond dat nog steeds wordt voldaan aan de goedkeuringsvoorwaarden. De procedure daartoe is vastgelegd door de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009. De bepalingen van deze verordening schrijven voor dat de producent van een werkzame stof ten minste drie jaar voor het verstrijken van de goedkeuring de vernieuwing ervan moet aanvragen. Voor glyfosaat was dit dus op 15 december 2019, en een dergelijke aanvraag werd inderdaad ingediend. De aanvraag kan geraadpleegd worden in het ‘Register of Questions’ van EFSA (gaan naar ‘Pesticides Dossier’ en ‘glyphosate’ selecteren in de ‘List of available Substances’). In deze aanvraag moet de producent aangeven welke studies hij van plan is in te dienen. Als de aanvraag ontvankelijk wordt bevonden, dan moet de producent het dossier uiterlijk 30 maanden voor het verstrijken van de goedkeuring indienen. Voor glyfosaat was dit ten laatste op 15 juni 2020, en de aanvrager diende tijdig een dossier in.

Oorspronkelijk schreef de Verordening (EU) nr. 844/2012 voor dat voor elke werkzame stof één lidstaat als rapporteur en één lidstaat als co-rapporteur worden aangewezen. In het geval van glyfosaat achtte de Europese Commissie het evenwel aangewezen een groep van meerdere lidstaten als rapporteur aan te duiden. Dit liet toe de grote werklast te verdelen en expertise uit te wisselen op een grotere schaal tijdens het opstellen van het evaluatieverslag. Met Uitvoeringsverordening (EU) 2019/724 werd een aanpassing van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 doorgevoerd ten einde het aanduiden van een groep van rapporteurs mogelijk te maken, en werden Frankrijk, Hongarije, Nederland en Zweden aangewezen als groep van rapporteurs voor glyfosaat, genaamd de AGG (Assessment Group Glyphosate).

Deze AGG stuurde op 15 juni 2021 hun bevindingen naar de Europese instanties ECHA en EFSA. In het kader van de evaluatie van het dossier voor de vernieuwing van glyfosaat werd eind september 2021 een publieke consultatie opgestart: iedereen kon tot 22 november 2021 opmerkingen indienen op het evaluatierapport van de AGG via de website van EFSA. Tijdens deze consultatieperiode werden er ongeveer 2800 commentaren ingediend.

Op basis van die actualisering van de timing door EFSA kon er op 15/12/2022 nog geen besluit genomen worden over deze stof. De Europese Commissie stelde daarom een tussentijdse verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof voor, om het afwerken van de evaluatie mogelijk te maken, zoals bepaald in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Deze verlenging werd op 5/12/2022 gepubliceerd in Verordening (EU) 2022/2364.

ECHA finaliseerde in mei 2022 zijn evaluatie en behield de vorige classificatie van deze stof:

  • Eye Damage 1
  • Aquatic Chronic 2

Op basis van de geëvalueerde gegevens besloot ECHA dus dat het niet nodig is de stof als carcinogeen in te delen.

Deze conclusies van EFSA zullen, samen met deze indeling van ECHA, de basis vormen voor het voorstel van de Europese Commissie over de verlenging van deze goedkeuring.

Op 6 juli 2023 deelde EFSA de conclusies met de lidstaten. Op 26 juli 2023 werden deze conclusies openbaar gedeeld. Deze kunnen hier worden geraadpleegd.

EFSA publiceerde ook zelf op hun website een mededeling hieromtrent. Deze EFSA-conclusies vormen de uitkomst van de evaluatie van het vernieuwingsdossier voor glyfosaat.

Zoals ook EFSA op zijn website al meldt zijn er geen zogenaamde "Critical Area's of Concern". EFSA identificeert een probleem als een critical area of concern wanneer dit alle gebruiken van de geëvalueerde werkzame stof aangaat, en daarom de vernieuwing of toelating zou verhinderen (tenzij dit probleem nog via risicobeperking kan opgelost worden). Op EU-vlak bestaat immers de afspraak dat een werkzame stof kan worden toegelaten van zodra er minstens één toepassingswijze bestaat die aan alle criteria voldoet. Alle (andere) toepassingswijzen van de stof moeten daarna door de lidstaten ook aan die criteria worden getoetst en zonodig ingetrokken of aangepast.

Er zijn wel een aantal "Issues that could not be finalised". Dit betreffen beperktere bezorgdheden die moeten opgelost worden, maar die geen betrekking hebben op alle aangevraagde gebruiken en dus op zich een vernieuwing niet in de weg staan. In het algemeen zijn mogelijke pistes om hiermee om te gaan beperkingen op de toelating van de stof, of zaken waar de lidstaten bijzondere aandacht aan moeten verlenen tijdens het vernieuwen/toelaten van producten.

Tijdens een vergadering op 12 en 13 juli werden deze EFSA-conclusies door de lidstaten en de Commissie besproken en ging er bijzondere aandacht naar het bespreken van deze vastgestelde "Issues that could not be finalised".

De Commissie stelde volgend op deze vergadering een zogeheten "draft renewal report" aan de lidstaten voor. Dit document kan worden becommentarieerd, en zal op een volgende vergadering tussen de lidstaten en de Commissie (15 september 2023) verder worden besproken.

Op de stemming van oktober 2023 was er geen gekwalificeerde meerderheid voor het voorstel van de Commissie (maar ook geen meerderheid tegen). Bijgevolg organiseerde de Europese Commissie in november 2023 een zogenaamd “appeal-committee”. Ook hier was er bij de stemming geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen het voorstel van de Commissie. Daaropvolgend heeft de Commissie besloten om de voorgestelde Vernieuwingsverordening op eigen initiatief aan te nemen.

Top ↑

18.Hoe ver staat het met de beoordeling van de kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat door ECHA?

In de EU worden de chemische stoffen ingedeeld op basis van hun intrinsieke eigenschappen in toepassing van de Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. Het is de Europese Commissie die de indeling vaststelt, maar dat gebeurt op basis van een opinie van het Committee for Risk Assessment (RAC) van de European Chemicals Agency (ECHA).

Voor de vorige vernieuwing van glyfosaat werd op initiatief van Duitsland de procedure tot herziening van de reeds bestaande indeling (niet ingedeeld als kankerverwekkend) van glyfosaat opgestart. Duitsland heeft een zogenaamd CLH-report opgesteld en aan het RAC overgemaakt. Daarop is het RAC met het opstellen van zijn opinie begonnen. ECHA heeft op 15 maart 2017 via een persbericht laten weten dat het RAC heeft besloten dat er geen reden is om de huidige indeling van glyfosaat te wijzigen. Met andere woorden, het RAC heeft bevestigd dat er op basis van de voorliggende wetenschappelijke gegevens geen reden is om glyfosaat als kankerverwekkend in te delen.

Volgend op een editoriale audit (zoals voor alle RAC-opinies gebeurd) publiceerde ECHA deze opinie op 15  juni 2017.

Ook in het kader van de huidige aanvraag tot vernieuwing van de goedkeuring van glyfosaat werd de bestaande indeling opnieuw bekeken.

ECHA heeft op 30 mei 2022 haar voorstel meegedeeld om ook nu de bestaande indeling van glyfosaat niet aan te passen. Er is dus ook nu op basis van de voorliggende wetenschappelijke gegevens geen reden om glyfosaat als kankerverwekkend in te delen. Deze mededeling kan ook hier worden geraadpleegd

Net zoals dat voor EFSA het geval is zijn ook voor ECHA transparantie en onafhankelijkheid sleutelelementen. De curricula vitae en de verklaringen inzake belangen van alle leden van het RAC worden door ECHA gepubliceerd. De Rules of Procedure van het RAC omvatten alle nodige elementen om een onafhankelijk en transparant functioneren te verzekeren.

Top ↑

19.Wat doen de Belgische autoriteiten?

De IARC-indeling was voor de Belgische autoriteiten geen aanleiding om stappen te ondernemen ten aanzien van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die glyfosaat bevatten, en dit om de volgende redenen :

  • De indeling van het IARC komt niet overeen met eerdere indelingen, en ook niet met deze voorgesteld in het kader van de aanvraag tot vernieuwing van de EU-goedkeuring.
  • Er is geen wettelijke basis om de conclusie van het IARC zonder meer toe te passen.
  • Het Duitse gedetailleerde evaluatieverslag, dat geen indeling als kankerverwekkend voorstelt, is op een groter aantal studies gebaseerd dan de IARC-evaluatie en is dus vollediger.
  • De Europese Commissie heeft EFSA gemandateerd om het IARC-verslag samen met het Duitse verslag te beoordelen; EFSA heeft geconcludeerd dat er voorlopig geen voldoende reden is om glyfosaat als kankerverwekkend in te delen.
  • Een beslissing over de vernieuwing van de EU-goedkeuring moet op EU-niveau worden genomen. Als loyale lidstaat wenst België geen unilaterale beslissingen te nemen die ingaan tegen de principes van een geharmoniseerde EU-aanpak inzake gewasbeschermingsmiddelen.

Uiteraard heeft België rekening gehouden met de gewijzigde goedkeuringsvoorwaarden voor glyfosaat (zie vraag 16). In eerste instantie betekent dit de intrekking van alle toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat die POE-tallowamine als formuleringshulpstof bevatten. Hierbij golden de volgende termijnen:

  • Het op de markt brengen en de opslag van deze middelen door de toelatingshouder was toegelaten tot 22/08/2016.
  • De op de markt aanwezige voorraden mochten door derden worden verkocht en opgeslagen tot 22/02/2017.
  • Het gebruiken was nog toegelaten tot 22/02/2018.

Vervolgens heeft het Belgische Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik onderzocht of er maatregelen moeten worden genomen om de risico’s te beperken die voortvloeien uit het gebruik in gebieden die door het brede publiek of door kwetsbare groepen worden gebruikt. Het Comité heeft vastgesteld dat de accidentele blootstelling van kwetsbare groepen aan gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat aanvaardbaar is volgens de theoretische rekenmodellen wanneer deze middelen worden toegepast in overeenstemming met de voorwaarden van de toelatingsakte.

Het Comité heeft ook beoordeeld of de toegelaten toepassingen wel degelijk in overeenstemming zijn met de goede landbouwkundige praktijken. De in België toegelaten voor-oogsttoepassingen zijn enkel en alleen toegelaten voor de bestrijding van onkruiden en hebben dus geen betrekking op het door de Commissie geviseerde gebruik om de oogst te vergemakkelijken. Het Comité heeft niettemin vastgesteld dat wanneer deze toepassingen in het verleden werden toegelaten het gamma beschikbare herbiciden tegen onkruiden beduidend kleiner was dan vandaag. De goede landbouwpraktijken zijn geëvolueerd en herbiciden toegelaten om onkruid  in gezaaide gewassen te bestrijden zijn nu voldoende gevarieerd. Een glyfosaatbehandeling is meer aangewezen na de oogst, tegen de hergroei van stoppels en tegen onkruid in ontwikkeling, wat geen behandeling op een teelt is, maar tussen twee teelten. Daarom heeft het Comité besloten de toelating voor de voor-oogsttoepassingen in te trekken. Deze beslissing betreft de volgende teelten:

  • voedererwten (drooggeoogst)
  • vicia-bonen (paarde-, duive-, tuin-,...) (drooggeoogst)
  • zomer-/wintertarwe
  • zomer-/wintergerst
  • zomer-/winterrogge
  • zomer-/winterhaver
  • triticale
  • spelt

De vernieuwing van de EU-goedkeuring van glyfosaat vanaf 16 december 2017 (zie vraag 16) wordt gevolgd door een herziening van alle nationale toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten. Daartoe moeten de toelatingshouders binnen de drie maanden na de vernieuwing een dossier indienen dat aantoont dat hun middel nog steeds beantwoordt aan de toelatingscriteria, rekening houdend met:

  • de nieuwe gegevensvereisten die in 2013 werden aangenomen (Verordening (EU) nr. 284/2013);
  • de voorwaarden opgenomen in de verordening waarbij de goedkeuring van glyfosaat wordt vernieuwd.

De lidstaten moesten tegen 15 december 2018 een beslissing nemen over de verlenging van de toelatingen. De evaluatie van de producten op basis van glyfosaat die in België op de markt zijn werd intussen afgerond. Als gevolg van deze evaluatie werd de maximaal te gebruiken dosis verlaagd.

Top ↑

20.Hoe kijken de Belgische autoriteiten aan tegen het verslag van de Hoge Gezondheidsraad van 03/09/2020?

De Hoge Gezondheidsraad (HGR) heeft op 03/09/2020 een verslag over glyfosaat gepubliceerd. De HGR heeft dat op eigen initiatief gedaan.

De HGR komt tot volgende eindconclusies en aanbevelingen:

  • de termijn voor de goedkeuring van glyfosaat moet worden nageleefd;
  • de HGR staat afwijzend tegenover een verder gebruik van glyfosaat, maar is zich bewust van de consequenties wegens het niet beschikbaar zijn van gepaste, minder toxische alternatieven, en verwacht dat hierdoor de einddatum van 15 december 2022 hoogstwaarschijnlijk in vraag zal worden gesteld;
  • een verlenging van de goedkeuring van glyfosaat na 15 december 2022 is enkel mogelijk voor zover er een door de bevoegde autoriteiten opgesteld gecontroleerd, duidelijk en strikt plan met tijdsgebonden doelstellingen voorhanden is;
  • voor het opstellen van dit plan is de actieve deelname van alle stakeholders vereist en moet met alle aspecten rekening worden gehouden; de HGR is bereid hier aan mee te werken.

De Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Meststoffen (DGM) heeft het verslag van de HGR grondig onderzocht: is het gelet op dit verslag nodig om maatregelen te nemen?

De DGM waardeert zeker de bijdrage van de HGR aan het debat rond glyfosaat. Het verslag bevat meerdere interessante invalshoeken. De DGM heeft ook nota genomen van de beperkingen eigen aan het verslag: de HGR heeft de onderliggende wetenschappelijke gegevens niet zelf geëvalueerd (“Het is echter niet de bedoeling van dit document de fundamentele wetenschappelijke gegevens te onderzoeken in een poging om een conclusie op te stellen over gezondheidsproblemen die verband houden met glyfosaat”). Deze beperking die de HGR zichzelf heeft opgelegd, is begrijpelijk: een analyse van alle studies inzake de mogelijke effecten van glyfosaat op de gezondheid vergt veel meer middelen dan de HGR voor dit verslag heeft kunnen mobiliseren.

De DGM is het eens met de HGR dat de termijn voor de goedkeuring van glyfosaat moet worden nageleefd. Dit is zonder meer evident: het gaat immers om een wettelijke verplichting. Als de EU-goedkeuring van een werkzame stof (w.s.) niet wordt verlengd, dan moeten de toelatingen van alle gewasbeschermingsmiddelen die deze w.s. bevatten, in alle EU-lidstaten worden ingetrokken. Maar de EU-regelgeving biedt de producent van een goedgekeurde werkzame stof ook de mogelijkheid om de verlenging van de goedkeuring aan te vragen.

De DGM neemt er nota van dat de HGR geen voorstander is van een verder gebruik van glyfosaat. De HGR komt tot deze mening omdat, volgens de HGR, alle gegevens er op wijzen dat glyfosaat “waarschijnlijk een zwak carcinogeen voor de mens” is. Samen met andere toxicologische eigenschappen is dat voor de HGR voldoende reden om een verder gebruik van glyfosaat in vraag te stellen (“Alle gegevens wijzen erop dat glyfosaat waarschijnlijk zwak carcinogeen is bij mensen, hoewel de carcinogeniciteit in vitro aantoonbaar is. De aanwezigheid van andere toxicologische eigenschappen, in het bijzonder op het niveau van het darmmicrobioom van meerdere dieren en van mensen, is minder controversieel en een reden voor bezorgdheid. Globaal genomen zijn er redenen om vraagtekens te plaatsen bij het verder gebruik van glyfosaat.”). Maar zoals hoger vastgesteld, heeft de HGR zelf geen wetenschappelijke evaluatie verricht. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat een evaluatie van een aanvraag tot EU-goedkeuring van een w.s. plaatsvindt in het kader van een strikte EU-regelgeving die in detail omschrijft wat de gegevensvereisten zijn, welke evaluatiemethodiek moet worden gevolgd voor de beoordeling van deze gegevens, en aan welke criteria de w.s. moet voldoen om goedgekeurd te kunnen worden. Het is uiteraard belangrijk dat de vastgestelde regelgeving nauwkeurig wordt nageleefd en voor alle w.s. op dezelfde wijze wordt toegepast, om rechtszekerheid te bieden aan de aanvragers, gelijke behandeling te waarborgen en aldus juridische betwistingen te voorkomen. De HGR heeft geen poging ondernomen – en dit is volstrekt begrijpelijk gelet op de omvang van een dergelijke opdracht – om glyfosaat te beoordelen overeenkomstig het geldende regelgevende kader. De mening van de HGR dat verder gebruik van glyfosaat onwenselijk is, is dus niet de conclusie van een toetsing aan de geldende criteria zoals vastgesteld in de EU-regelgeving. Het verslag van de HGR bevat bijgevolg geen elementen die de DGM zouden toelaten op een juridisch sluitende wijze een procedure tot beperking of tot intrekking van het huidige toegelaten gebruik te initiëren. Voor de nu toegelaten toepassingen werd immers de aanvaardbaarheid aangetoond in toepassing van de geldende regelgeving.

Zoals in het antwoord op vraag 17 uitgelegd, werd in december 2019 een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van glyfosaat ingediend; de indiening van het dossier volgt 6 maanden later. De HGR is van oordeel dat het hele proces van evaluatie naar aanleiding van de aanvraag tot verlenging van de goedkeuring gedoemd is te mislukken en tot dezelfde impasse zal leiden als deze waar we nu in zitten (“Het Europese initiatief is tot mislukken gedoemd en zal het dezelfde impasse opleveren als die waarin we nu zitten.”). Daarom vindt de HGR dat er dringend nood is aan het herzien van het glyfosaatprobleem. De DGM wenst daar volgende kanttekeningen bij te plaatsen:

  • in zijn advies verwijst de HGR naar talrijke wetenschappelijke studies die de voorbije jaren werden gepubliceerd, o.a. studies over andere toxicologische aspecten dan carcinogenese; de HGR wijst – terecht – op het potentieel belang van deze studies (zonder ze evenwel te evalueren). Het is uiteraard de bedoeling om in het kader van de aanvraag tot verlenging van de goedkeuring deze studies mee te nemen in de evaluatie. Tot welke conclusies de evaluatie ervan zal leiden is vandaag onvoorspelbaar, maar het is toch wel wat voorbarig om nu al te stellen dat het een maat voor niets wordt, zoals de HGR voorspelt (“gedoemd om te mislukken”);
  • de HGR stelt dat de verlenging van de goedkeuring van glyfosaat afhankelijk zou moeten zijn van de beschikbaarheid van een plan opgesteld door de “bevoegde autoriteiten”, na raadpleging van alle stakeholders. En dit ongeacht het resultaat van de nog te verrichten evaluatie. Het is een voorwaarde zonder precedent. Het is niet mogelijk een stof zomaar aan een andere dan de gebruikelijke (en wettelijk vastgestelde) procedure of aan andere criteria voor de verlenging van de goedkeuring (zoals het beschikbaar zijn van een plan) te onderwerpen, ook niet als er controverse rond de stof is gerezen. Zoals in de vorige alinea reeds opgemerkt: rechtszekerheid en gelijke behandeling zijn ook belangrijk;
  • de DGM pleit hiermee allerminst voor een status quo: er moesten wel degelijk lessen geleerd worden uit de controverse rond glyfosaat. De maatschappelijke bezorgdheden over de procedure van de evaluatie van glyfosaat konden de autoriteiten niet zomaar naast zich neerleggen. De EU-instellingen hebben een grondige analyse gemaakt van deze bezorgdheden, met inbegrip van een brede stakeholder consultatie. Dit alles heeft geleid tot de Verordening (EU) 2019/1381 van 20 juni 2019 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen (zie ook de vragen 7 en 14). De procedures werden aangepast ten einde o.a. meer transparantie en nog meer inputmogelijkheden te bieden aan stakeholders, en dit voor de evaluaties van alle stoffen. Blijkbaar heeft de HGR geen tijd gehad om kennis te nemen van de innovatieve aspecten geïntroduceerd door de Verordening (EU) 2019/1381.

De DGM besluit dan ook dat een grondige wetenschappelijke beoordeling van de studies ingediend door de producenten, alsook de studies die in de open wetenschappelijke literatuur verschijnen, de autoriteiten zullen moeten toelaten om de basis te leggen voor verlenging of niet-verlenging van de goedkeuring van glyfosaat.

Top ↑

21.Hebben andere EU-lidstaten al beperkende maatregelen genomen ten aanzien van glyfosaat?

Alle lidstaten moeten de goedgekeurde voorwaarden voor glyfosaat (zie vraag 16) moeten doorvoeren. Er is hiervoor geen strikte timing of methodologie opgelegd, wat betekent dat dit verschillend kan worden toegepast in iedere lidstaat.

In de pers verschijnen regelmatig berichten van beperkingen in andere landen. Omdat er voortdurend beperkende maatregelen worden genomen voor gewasbeschermingsmiddelen en het niet steeds duidelijk is of deze beperkingen specifiek gelden voor glyfosaat, is het evenwel niet haalbaar om hier een overzicht te geven en bij te houden.

Top ↑

22.Mag glyfosaat nog worden gebruikt in België?

De toelatingen van onkruidbestrijdingsmiddelen voor niet-professioneel gebruik werden vanaf 6 oktober 2018 beperkt tot producten die enkel werkzame stoffen van natuurlijke oorsprong bevatten. Aangezien glyfosaat geen natuurlijk voorkomende stof is, mogen particulieren dus geen glyfosaathoudende producten meer gebruiken.

De toelatingen voor professioneel gebruik werden ongewijzigd gehandhaafd. Landbouwers, tuinaanleggers en andere professionele gebruikers mogen dus nog steeds gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat aankopen en gebruiken.

Top ↑

23.Er werd in 2021 een opinie gepubliceerd door het Kankerinstituut van Wenen rond de inhoud van de studies van het dossier voor de vernieuwing van glyfosaat. Heeft dit relevantie voor de lopende evaluatie van het dossier voor de vernieuwing?

Er werd in 2021 inderdaad een rapport gepubliceerd door een NGO die opdracht gegeven heeft aan een professor en een emeritus-professor van het Centrum voor Kankeronderzoek in Wenen om de kwaliteit na te gaan van de studies naar de genotoxische eigenschappen van glyfosaat.  Het rapport is gedateerd op 25 maart 2021, maar pas onlangs gepubliceerd. Dit rapport werd ook in eigen naam opgesteld, en is niet gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. Het is enkel beschikbaar op de website van deze NGO. Het gaat uitdrukkelijk om persoonlijke bevindingen, en er worden geen aanbevelingen gedaan tot bijkomend onderzoek. De bevindingen betreffen de studies die werden ingediend met de vorige aanvraag (van 2012) tot verlenging van de goedkeuring van glyfosaat op Europees vlak.

Zoals vastgelegd in de Europese wetgeving dienen de studies te voldoen aan de criteria en methodologieën voor de evaluatie zoals die geldig zijn op het moment van indiening. Gelet op de snelheid waarmee de criteria evolueren, vormt dit op zich al een grote moeilijkheid voor de bedrijven die de goedkeuringsaanvraag indienen. De studies moeten immers op voorhand worden uitgevoerd en verwerkt in de aanvraag. Het is uiteraard al helemaal onmogelijk te garanderen dat er zal worden voldaan aan eventuele toekomstige criteria. Toch is het dat wat door beide professoren werd onderzocht, namelijk of de studies ingediend in 2012 voldoen aan de criteria van 2015.

Het is precies om rekening te kunnen houden met het vooruitschrijdend inzicht van de wetenschap en de overeenkomstige aanpassing van de evaluatiemethodologie dat er regelmatige herzieningen gebeuren van de goedkeuring van de werkzame stoffen op Europees vlak. Het is ook precies omdat er nieuwe evaluatiemethodologieën beschikbaar waren op moment van de vorige verlenging van de goedkeuring van glyfosaat, dat een kortere goedkeuringsperiode werd verleend. Dit liet namelijk toe deze nieuwe methodologieën zo snel mogelijk in rekening te brengen en gaf tegelijkertijd de fabrikant de (beperkte) gelegenheid om nieuwe studies te genereren die hieraan kunnen voldoen. Ondertussen zijn de nieuwe studies ingediend en hebben de vier rapporterende lidstaten ook een ontwerp van beoordelingsverslag over de verlenging ingediend bij EFSA. Pas na een kwaliteitstoets door zowel EFSA als ECHA zal deze ter beschikking komen.

Top ↑