Effecten van insecticiden op bijen via bespuiting en via stofvorming bij uitzaaien

04/02/2011

Bepaalde insecticiden zijn zeer giftig voor bijen en andere bestuivende insecten bij blootstelling. Bij het verlenen van de erkenningen voor de toepassing van deze gewasbeschermingsmiddelen worden daarom maatregelen opgelegd om ervoor te zorgen dat bijen niet worden blootgesteld. Voor deze insecticiden is de bespuiting van bloeiende gewassen niet toegelaten, omdat deze bezocht worden door bijen. Er moet echter ook rekening worden gehouden met de drift van de spuitvloeistof naar andere percelen of akkerranden, waar bloeiende gewassen of onkruiden kunnen aanwezig zijn.

Enige tijd geleden werd bovendien vastgesteld dat bij het pneumatisch uitzaaien van behandelde zaaizaden stofvorming kan optreden; het gevormde stof kan nog insecticide(n) bevatten en kan neerkomen op bloeiende planten en zo bijen en andere bestuivende insecten bedreigen.

Daarom werd op Europees vlak beslist dat voor deze insecticiden bijkomende maatregelen moeten worden getroffen. Omdat de wijze van zaaizaadbehandeling een grote rol speelt, moet deze worden beperkt tot professionele zaaizaadbedrijven. Bovendien moeten aangepaste zaaimachines worden gebruikt om het vrijkomen van stof te vermijden.

Deze maatregelen worden ook toegepast op methiocarb, zodat alle maïszaadbehandelingen met insecticiden worden afgedekt.

Concreet werden daarom volgende maatregelen getroffen :

  • Voor alle zaaizaden waarbij stofvorming kan optreden bij het uitzaaien, mag de behandeling met insecticiden enkel nog gebeuren door professionele zaaizaadbedrijven en, althans voorlopig, loontrieerders. Bij de behandeling moeten de best beschikbare technieken worden gebruikt om ervoor te zorgen dat het vrijkomen van stof tijdens de behandeling, de opslag, het vervoer en het uitzaaien tot een minimum wordt beperkt. Zaadbehandeling door landbouwers is niet langer toegelaten, en de insecticiden mogen daarom enkel nog in verpakkingen van minstens 10 L worden verhandeld. Dit betreft zaaizaden van maïs en granen die worden behandeld met de producten ARGENTO, PONCHO MAIS, GAUCHO R 70 WS, SOMBRERO of MESUROL FS 500.
  • Bij het uitzaaien met behulp van pneumatische zaaimachines moeten de machines voorzien zijn van deflectoren die het gevormde stof naar of in de grond leiden. Alle pneumatische zaaimachines die worden gebruikt om maïszaden die zijn behandeld met insecticiden uit te zaaien moeten dus voorzien zijn van dergelijke deflectoren. Dit moet door de zaadbehandelingsbedrijven (en loontrieerders) ook worden vermeld op de zakken met behandelde maïszaden. Dit is dus geldig voor maïszaden die werden behandeld met PONCHO MAIS, GAUCHO R 70 WS, SOMBRERO en MESUROL FS 500, maar ook voor met insecticide behandelde ingevoerde maïszaden.
  • Voor alle andere toepassingen (zoals bespuiting) van insecticiden op basis van de werkzame stoffen imidacloprid, clothianidin en thiamethoxam moet worden vermeden dat drift naar bloeiende planten optreedt. Bloeiende onkruiden moeten worden verwijderd. Dit moet zo worden vermeld op de etiketten van de bestrijdingsmiddelen.
  • De erkenningshouders van de insecticiden moeten monitoringprogramma’s opstellen om de daadwerkelijke blootstelling van bijen te verifiëren.

De maatregelen worden onmiddellijk van toepassing en gelden dus effectief al voor dit seizoen. Het valt niet uit te sluiten dat bijkomende maatregelen zullen volgen in de nabije toekomst. Ondertussen wordt ook verwezen naar de “goede praktijk bij het zaaien” zoals deze wordt aanbevolen door de producenten van insecticiden en zaaizaden op de verpakte zaden:

De bescherming van deze zaden is uitgevoerd volgens een met de industrie overeengekomen kwaliteitsstandaard. Voor uw eigen veiligheid en ter bescherming van het milieu, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen:

Algemeen

Gebruik geen behandeld zaad voor menselijke of dierlijke consumptie of voor andere verwerkingsprocédés. Buiten bereik van kinderen en dieren houden. Vermijd contact met de huid en ademhalingswegen en draag beschermende kleding gedurende handelingen met het behandelde zaad en het schoonmaken van zaaiapparatuur. Begraaf of verwijder gemorst zaad. Vermijd verontreiniging van oppervlaktewater/slootwater met behandeld zaad.

Voor het zaaien

Vermijd blootstelling aan stof wanneer de zakken worden geopend bij het vullen van de zaaimachine of bij het leegmaken daarvan. Breng bij het vullen het eventueel aanwezige stof onderin de zaaizaadzak niet over in de zaaimachine. Behandel het reeds ontsmette zaaizaad niet met andere producten.

Bij het zaaien

Zaai geen behandeld zaad bij sterke wind en zaai de aanbevolen hoeveelheid zaaizaad.

Wanneer een pneumatische zaaimachine wordt gebruikt, moet de luchtstroom met eventueel daarin aanwezig stof van behandeld zaad naar het grondoppervlak of in de grond worden gericht via zogenaamde deflectoren. Om vogels en zoogdieren te beschermen moeten behandelde zaden op de juiste zaaidiepte in de grond worden gebracht, vooral aan het einde van de rij en op de hoeken van het perceel.

Na het zaaien

Laat geen lege zakken of behandelde zaden onbedekt achter in het milieu. Verwijder ze volgens de locaal geldende voorschriften. Zorg er voor dat restanten behandeld zaad weer in de originele zakken worden gedaan. Gebruik lege zaaizaadzakken niet voor andere doeleinden.

Deel deze pagina