Wederzijdse erkenning

Het principe van de wederzijdse erkenning van gewasbeschermingsmiddelen wordt beschreven in Artikel 40 van Verordening (EG) Nr. 1107/2009. De toelatingshouder van een gewasbeschermingsmiddel in een lidstaat kan de toelating voor hetzelfde middel, dezelfde gebruiken en onder gelijkaardige landbouwkundige en klimatologische omstandigheden aanvragen in een andere lidstaat. Er zijn echter beperkingen. Wederzijdse erkenning is enkel mogelijk als

  • de oorspronkelijke toelating verleend werd door een lidstaat (referentielidstaat) die tot dezelfde zone behoort (zie zonale procedure);
  • de oorspronkelijke toelating verleend werd door de referentielidstaat die tot een andere zone behoort, mits de toelating waarvoor de aanvraag wordt gedaan, niet wordt gebruikt voor wederzijdse erkenning in een andere lidstaat binnen dezelfde zone;
  • de toelating werd verleend door een lidstaat voor gebruik in kassen, bij behandeling na de oogst of bij de behandeling van lege ruimten of containers voor de opslag van planten of plantaardige producten, of bij de behandeling van zaaizaad, ongeacht de zone waartoe de referentielidstaat behoort.

Administratieve vereisten

De volgende gegevens zijn noodzakelijk voor een aanvraag voor wederzijdse erkenning (art. 42 van Verordening (EG) Nr. 1107/2009):

  • een afschrift van de door de referentielidstaat verleende toelating en een vertaling van de toelating in een officiële taal van de lidstaat die de aanvraag ontvangt;
  • een formele verklaring dat het gewasbeschermingsmiddel identiek is aan het middel dat door de referentielidstaat is toegelaten;
  • een volledig of beknopt dossier (zie artikel 33, lid 3 van Verordening (EG) Nr. 1107/2009), op verzoek van de lidstaat;
  • een beoordelingsverslag van de referentielidstaat met informatie over de beoordeling.

Een beslissing wordt genomen binnen de 120 dagen na ontvangst van de aanvraag.

Gedetailleerde informatie vindt u in onze handleiding.